Categorie archieven: Mevrouw Bert

Bert en het tongslingeren (36)

Een hond is een hond en een kat is een kat en daarom leek het me uitgesloten dat Bert, honderd procent katerman, ooit een kunstje zou doen.

Ik vroeg er toch soms om, dan wilde ik een pootje. Zachtjes tikte ik dan tegen zijn voorpoot en vroeg: “Bert, pootje?”
Bij wijze van antwoord keek hij me zwijgend aan, vol waardigheid en ook ietwat ontstemd.
Gezien zijn houding verwachtte ik geen enkel kunstje, never nooit niet meer. En toch kwam het, na drie jaar samenwonen waarin we ons alletwee hadden toegelegd op elke dag zoveel mogelijk laten lijken op de andere dag.
En toen dat.

Bert deed een kunstje en dat heette tongslingeren.
Ik wist niet eens dat het bestond.
Tongslingeren, wie doet zoiets nou?

Misschien begon het ermee dat zijn tong ietwat uitstak op en foto. Dat vond ik nog lief. Zo’n klein rose stukje commentaar op iets, en dat van een groot formaat katerman.
Bert zal daarover hebben nagedacht als zijnde een kans. Die nam hij.

Op een dag zag ik hem in de huiskamer zittend, intens kijkend, geconcentreerd.
“Is er iets?”vroeg ik.
“Bert?”

En toen kwam het: een lange tong die van de ene kant naar de andere slingerde, die vooruit gegooid werd en weer teruggetrokken werd om te verdwijnen achter zijn katermantanden.
Ik keek. Hij ook.
De keer erna maakte ik een foto en al snel had ik de camera onder handbereik in de hoop dat hij weer dit kunstje zou doen. Soms lukte het. Al zijn vrienden op Facebook waren enthousiast en ze gingen het ook proberen. Er kwam een fotowedstrijd Tong Uit Je Bek, en ik weet niet meer wie die won. Het was manisch. En ik kon het niet, wat ik op de badkamer had ontdekt. Als mens wil je toch meedoen.

Zo plotseling als het tongslingeren was begonnen zo plotseling hield het ook weer op. Waarom, heb ik nooit begrepen.

Bert en de slaapkamerkast (35)

Tegen mijn zin in moest ik onder ogen zien dat het op de slaapkamer een chaos was geworden. Stapeltjes boeken die omvielen, een te vol geladen stoel met kleding, handdoeken die overal en nergens lagen, nee, dat kon niet langer zo.
Er moest een kast komen.
“Sorry Bert,” zei ik bij voorbaat tegen zijn argeloze gezicht, want ik ging die kast zelf in elkaar zetten.

Spanning

Het viel tegen.
Het bouwpakket hout bleek groter dan ik had verwacht. En ook zwaarder en logger, want twee trappen op, waar ook nog van alles op stond, het was een worsteling. Pas later dacht ik aan iets praktisch als beneden uitpakken.
De kast in elkaar zetten lukte heel aardig. Bert lag op het bed en keek belangstellend toe. Toen kwam ik bij iets dat de spanning heette en dat aan de achterkant moest worden bevestigd.
Kan best zonder dacht ik en zette de kast neer.
Die zakte zowat in.
Het moest dus mèt. Wat niet lukte en toch moest.
Het duurde even eer de kast fatsoenlijk stond.
Toen had Bert al een toevlucht beneden gezocht.
Ik legde er een kussen in, want op Facebook had ik foto’s gezien wat katten die graag in de kast slapen. Dat kon nou ook hier.

Oplossing

Misschien hing er nog wat negatieve energie op de slaapkamer, want die nacht bleef Bert liever beneden. De nacht erna ook.
De dag erna riep ik hem overdag naar boven en ik zag hoe hij langs de kast sloop, een lage rug, hij vond het eng.
Dus ik prees hem uitvoerig: “Wat een dappere katerman ben je toch!” Aaien. Knorren. Aaien. “Hè hè,” zuchtte ik plaatsvervangend alle spanningen weg. Het bleef een beetje moeilijk maar het ging. Uiteindelijk besloot Bert de kast te negeren. Ik vond het een goede oplossing.

Nacht

Maanden later, het kan ook een jaar of langer zijn geweest, werd ik midden in de nacht wakker door een hard geluid.
BONK.
Even later: BONK.
Ik zat rechtop. “Bert?” Het licht aan.
Ja, Bert.
Hij keek me vragend aan, wat of ik wilde weten, en dat hij net zo lekker aan het spelen was, met in en uit de kast springen.
“Alles in orde hoor Bert,” zei ik.
Licht weer uit.
BONK.

Bert en de alvleesklier (32)

Een keertje wat overgeven kan, vond ik, maar toen Bert met enige onregelmaat een wittig bergje spuug op het tapijt deponeerde, werd ik ongerust.

Ik friemelde in het spuugje, wat ik niet vies vond. Want het kwam van Bert. In het spuug zaten geen harde stukjes, en ook geen bloed; dat stelde me gerust. Maar gewoon leek het me niet. Dus van binnen groeide een zekere alertheid.
Daardoor zag ik al snel dat hij uit zijn gewone doen was geraakt.
Niks gezellig samen in de huiskamer hangen. Achter de kastjes in zijn uppie willen liggen met een gezicht dat ‘niet storen’ communiceerde.
Niet meer over de trappen willen lopen.
Minder trek hebben in het avondeten, en zelfs met knuffels en aanmoediging moeilijker eten.

Afspraak

We zijn allemaal weleens van slag, dacht ik. Maar er kwam een moment waarop ik haarscherp zag: dit is niet goed.
In dat moment maakte ik een afspraak: naar de dierenarts.
In het reiskorfje leek Bert me slapper dan anders.
Beklemmend.

Uitslag

Bij de dierenarts werd er meteen bloed afgenomen voor onderzoek. Bert en ik zaten in de wachtkamer, hij in de reismand en ik me voor hem flink houdend. “Straks fijn naar huis, hoor.”
De dokter kwam.
“De nieren zijn in orde,” begon ze. En ik was meteen opgelucht, daarna weer toen de waardes van de schildklier dat ook waren. Maar er was meer. Bert had een chronische alvleesklier-ontsteking. Er volgde een verhaal over fructose, suikerwaardes waaruit ik alleen begreep: anders eten, hij gaat niet meteen dood. De pijnstiller Onsior kocht ik groot in, evenals de Cerenia tegen de misselijkheid. En zoals mijn kleine rode kater Tim voor hem, kreeg ook nu Bert elke avond een lekker hapje met daarin medicijn, fijngemaakt in een vijzel. Hij at.

Samenzijn

Geleidelijk trok Bert weer bij. Hij at weer beter, hij wilde weer meer gezelligheid en vooral, hij zag er weer meer uit als zijn gewone zelf, als wie hij was, een oudere jongen die het leven nam zoals het was.
Alleen ik was langer dan hij van slag. Dat ernstige gezicht van de dierenarts, wat ik allemaal online had gelezen over alvleesklier, het besef kwam bij me binnen dat het samenzijn met Bert eindig kon zijn. Deze keer waren we samen er goed afgekomen. Ik wilde niet denken aan de volgende keren. En na verloop van tijd deed ik dat ook niet. Het gewone leven had zijn loop hernomen.

Bert moest naar de badkamer (31)

Om redenen die ik niet begreep en ook niet uitgelegd kreeg, besloot Bert op een ochtend dat hij naar de badkamer wilde, om precies te zijn op het moment dat ik altijd onder de douche stap.

Water

Het leven hier gaat op de klok. Regelmaat geeft ruimte en ruimte leidt tot overzicht. Het kwam me dus slecht uit dat ik de deur naar de badkamer opende en Bert zich als eerste naar binnen wurmde.
“Wat ga jij doen?” vroeg ik verbaasd.
Bert keek niet op of om. Hij stond bij het douchegordijn en wachtte in zijn waardigheid van senior kater tot ik het opzij hield.
Wat ik deed.
Daarna zette hij een paar stappen naar voren, keek omhoog naar de douchekop en wachtte.
Ik begreep het.
Voorzichtig, om zijn vacht niet nat te maken, sproeide ik wat water op de tegels. Dat bleek inderdaad de bedoeling te zijn. Bert dronk het water of hij nooit iets anders had mogen drinken en verliet daarna de badkamer. Ik moest er wel bij blijven en na het drinken hem complimenteren.
Pas dan kon ik gaan douchen.

Wensen

Die avond wilde hij weer in de badkamer om water te drinken. En de ochtend erop weer. Zo verliepen de dagen met opeens een nieuwe gewoonte, bedacht door de katerman die het liefste wilde dat alles hetzelfde bleef.
Ik voegde me naar zijn wensen.
En toen Bert interesse kreeg voor de flessen schoonmaakmiddel die er stonden, dekte ik die af met boterhamzakjes.

Badkamer

Zo plotseling als zijn nieuwe gewoonte was opgekomen, zo plotseling verdween het weer. De eerste keren riep ik nog: “Bert, ik heb nieuw water!” Daarna niet meer. De gewoonte was weg en ik kon weer alleen naar de badkamer, wat ik opeens een eenzame bedoening vond.

Ik vraag me nog steeds af waarom die badkamer zo abrupt aantrekkelijk maakte en daarna niet meer. Bij Ollie is het een vaste gewoonte, hij wil altijd mee naar de badkamer, samen zijn hoort, maar voor water drinken heeft hij weer geen belangstelling. Vooralsnog, want ik weet niet wat de dag van morgen brengt.

Bert en het grote genieten (30)

Nadat Bert en ik de eerste maanden vooral met spelen hadden doorgebracht, besloot hij op een dag dat het genoeg was. Genoeg van het hele intensieve therapeutische spelen. Al was hij nog steds onzeker en al had hij nog steeds angstklachten, hij had nu innerlijk ruimte om meer te gaan genieten van het leven.

Plank

En dat was vooral genieten van de zon.
Het kwam dan ook goed uit, dat het zomer was. In de huiskamer heb ik ramen over de hele breedte en de twee vensterbanken zijn verbonden door een plank; mijn kleine rode kater Tim liep zo graag daar, dat ik het gewoon zo hield. Bert vond het ook ideaal. En nu zie ik Ollie er tevreden liggen.

Vensterbank

Elke ochtend, middag en ook wel in de vroege avond kon ik Bert in de vensterbank terugvinden. Roerloos liggend, ogen dichtgeknepen, elke straal van de zon in zijn dikke vacht opnemend en warmer en gelukkiger worden.
Het stemde me blij hem zo te zien, in zijn totale ontspanning.
Maar ik werd ook ongerust, de verhalen kennende over verbranding van oortjes (Bert wilde beslist geen beschermende crème) en iets als oververhtting leek me ook niet uitgesloten. Maar Bert nam ook pauzes, en daar vertrouwde ik op.
Daarom besloot ik de vensterbanken wat comfortabeler te maken. En veiliger, want het was er te glad.

Nieuw

Ik lijmde tapijt-kleedjes op de plank, voor het houvast van de pootjes.
Op het linker- en rechteruiteinde van de vensterbanken legde ik een dik kleedje, eerder een kussen, dat ik vastzette met klemmen.
“Kijk eens Bert,” zei ik en wees op het nieuwe.
Hij keek, argwanend natuurlijk. Want nieuw, dat was per definitie niet goed.

Luxe

Maar deze keer duurde de argwaan kort.
Bert ontdekte het luxe liggen. Gestrekt, zittend, op zijn zij, er kwam geen einde aan zijn overgave aan de zon en de warmte, het was een demonstratie van volmaakt geluk. Zo moet het, wist ik dan steeds, je weet dat iets kan ophouden of voorbij kan gaan, maar wat je hebt, dat heb je, en dat is het moment van het nu, waarin alles heerlijk is.
Het was een levensles voor mij, die ik nog steeds probeer te praktiseren.