“Straks komt er iemand, Ollie,” zei mijn vrouw. “Een monteur. Hij gaat alleen naar de ketel kijken op de berging en dat gaat hij weer weg.”
Nou het deed me niks eerlijk waar niet.
Weeges ik wist niet wat een monteur was.
Tot hij kwam.
Aan de deur
Het begon al dat er beneden iemand aan de deur stond en die wilde naar binnen, waar ik dus was. Dat hoort niet ik wist het meteen. Er komt nooit iemand weeges wij wonen hier al en dan hoeft er niemand bij dat is gewoon zo.
En toch deed mijn vrouw de voordeur open en er kwam een man naar binnen, ik hoorde zijn stem en hij ging de trap op. De monteur.
Ik rende meteen naar boofe naar de slaapkamer en ik dook onder het bed. Daar ligt nog mijn deken van toen ik hier pas was en alles eng vond.
Dus ik ging erachter liggen.
Veilig.
Dacht ik.
Herrie
Daar lag ik en ik hoorde de monteur dichterbij komen. Mijn vrouw zei van een kater en angstig en opletten en ik dacht dat gaat ofer mij.
De monteur mocht op de berging en hij maakte herrie.
Ik bewoog geen poot.
Hij zei van ik zie geen kater.
En mijn vrouw zei dat kan.
Toen ging hij weg, beneden hoorde ik de deur.
“Ollie Ollie!” riep mijn vrouw.
Maar ik foelde nog eefe niet.
Knuffels
Pas later durfde ik weer naar beneden en toen wilde ik ook knuffels. Die kreeg ik ook. We gingen samen op het kussen liggen en ze zei soms moet het Ollie, maar nou zijn we weer samen, en zo was het ook.
Maar foor mij hoeft het niet een monteur.