Vaak wordt gezegd dat katten solitaire dieren zijn. Solitaire dieren zijn dieren in hun eentje leven. Ze verdedigen alleen zichzelf. Ze jagen in hun eentje. Ze kennen geen rangorde, er is dus geen dominantie en geen onderdanigheid. Verder hebben solitair levende dieren een eigen territorium.
Lang werd gedacht dat alle katachtigen, waaronder de verre voorouders van onze huiskatten, solitair zijn. Afgezien van leeuwen dan, die in groepjes leven. Maar het is gebleken dat bijvoorbeeld tijgers ook veel sociale contacten hebben. Dat hadden mensen gewoon niet opgemerkt.
Een kat heeft in principe alles in zich om alleen te kunnen leven.
Ze jagen in hun eentje, en vangen prooien die geschikt zijn voor slechts één kat. Voor zichzelf dus. Of in het geval van een moederpoes met kittens, voor haar kittens en zichzelf.
Katten die in het wild leven, zonder invloed van mensen, leven inderdaad vaak alleen. Vooral als er in een gebied weinig prooien zijn moeten katten zich over grotere afstanden verspreiden en zal ieder voor zich jagen. Er is dan weinig onderling contact.
Kolonies
Maar het beeld dat een kat ALTIJD solitair is is inmiddels bijgesteld.
Want als er genoeg voedsel is vormen wilde katten vaak een vaste groep. Dat is bijvoorbeeld zo in steden, bij boerderijen, of bij een haven (vis!). Zo’n groep katten wordt een kolonie genoemd.
De meeste van die kolonies bestaan uit poezen die familie van elkaar zijn, hun dochters, en de nog niet volwassen zoons. Zodra de katers ongeveer een half jaar oud zijn worden ze weg gejaagd, om inteelt te voorkomen.
Bij katers komt het minder vaak voor dat ze samen werken. Die zijn vooral bezig elkaar te verjagen.
Groepen
Zwerfkatten en verwilderde katten leven ook vaak in groepen. Net als bij wilde katten bestaan die groepen vooral uit dames, die samen voor elkaar kittens zorgen.
Maar uit grote studies onder boerderijkatten bleek dat ook katers (zowel gecastreerd als ongecastreerd!) in zo’n groep konden leven. Die worden familiekaters genoemd. Het zijn de vaders van kittens, die de groep beschermen en ook de kittens verzorgen.
Van oorsprong hebben katten geen gedrag hebben ontwikkeld om in een groep te kunnen leven. Ze kennen geen groepsbelang, en geen bazen of volgelingen.
Er bestaan wel dominante katers, die ook door de anderen in de groep zo worden beschouwd. Die zijn meestal ouder en groter dan de rest van de groep.
En soms kun je gedrag zien dat op dominantie lijkt. Maar die dominantie kan steeds wisselen. Dus het ene moment kan de ene kat dominant zijn, het andere moment een andere. Vooral bij poezen en gecastreerde katers is weinig sprake van dominantie.
Katten in een gekozen groep gaan elkaar vaak wassen, of wrijven tegen elkaar aan en slapen samen. Zo ontstaat er een groepsgeur. Dit gedrag maakt het mogelijk om in een groep te leven. Maar soms is iets wat op een groep katten lijkt, omdat ze bijvoorbeeld in hetzelfde huis wonen, toch geen echte groep. Stel dat die groep uit vijf katten bestaat, dan kan het zo zijn dat er er maar vier of drie zelf vinden dat ze deel uitmaken van die groep. En dat een of twee zichzelf als individu beschouwen.
Flexibel
Het idee dat katten altijd solitair zijn blijkt niet te kloppen. Maar echte groepsdieren zijn het ook niet. Het hangt van de situatie, de kat zelf en de omgeving af of een kat in een groep kan/wil leven, of juist niet.
Daarom worden ze tegenwoordig “flexibel” genoemd.
Tot zover de “theorie”.
In alle jaren dat ik aan deze binnentuin woon heb ik veel kattengevechten meegemaakt. Altijd over territorium, of om een krolse dame. Zeker ongecastreerde katers kunnen er wat van. Pop is heel wat keren naar de dierenarts geweest, met vecht- en bijtwonden van andere katten.
En ik heb ook gemerkt dat er inderdaad ook katten zijn die het liefst alleen leven.
Maar wat ik vooral heb gezien is dat katten elkaar opzoeken. Dat ze vriendschappen sluiten, of soms regelingen treffen over wie wanneer waar mogen lopen en zitten.
Dat ze elkaar tolereren. Dat er jonge katjes in de tuin komen, en dat de volwassen katten daar heel toegeeflijk voor zijn.
Pop, Beer en Mol zijn alle drie vanuit een ander huis naar ons toe gekomen. Ze kenden elkaar al uit de tuinen.
Vooral Pop en Beer, twee katers, waren dol op elkaar. Pop was nog geen jaar toen hij Beer voor het eerst zag. Beer was toen al zeker een jaar of 10. Het was liefde op het eerste gezicht.
Beer heeft geprobeerd Pop dingen te leren, zoals jagen op een prooi. Dan zagen we hem dingen voordoen door ze steeds te herhalen (pluchen muis in de lucht gooien en vangen, in de lucht gooien en vangen etc. – ondertussen naar Pop kijkend en af en toe de muis naar hem toe gooiend om te kunnen oefenen). Beer probeerde de jonge Pop dus op te voeden!
Beer woonde oorspronkelijk als enige kat in een restaurant. Maar hij ging altijd op stap naar andere tuinen, met andere katten. Met andere woorden: hij zocht doelbewust gezelschap van andere katten.
Andere katten waren ook dol op hem, hij was erg geliefd. Hij hoefde niet meer te vechten, hij was de grote jongen van de buurt. De dominante oudere en grotere kater dus, met een beetje familiekater.
Mol en de mannen
Mol kwam erbij vanuit een huis waar teveel katten woonden.
Toen er ook nog een mensenbaby bij kwam hield ze het daar voor gezien. Op een dag vertrok ze, en is letterlijk nooit meer terug gegaan. Totdat ze bij ons kwam wonen woonde ze in de tuinen.
Mol was dol op haar “broers”. Ze verdedigde Pop altijd blindelings als die weer eens ruzie had met een andere kat. Daarna kreeg hij alsnog een flinke knal van haar, want ze hield eigenlijk niet van ruzie.
Er was wel eens gekibbel, vooral tussen Mol en de mannen. Maar nooit ruzie. Ze respecteerden elkaar, en ieder was weer op een ander vlak iets dominanter dan de ander. Ze lagen heel vaak met zijn drietjes in de tuin te slapen, begroetten elkaar altijd en waren een hecht drietal.
Toen Beer geen interesse meer had in jagen, heeft hij desondanks een keer een muis gevangen. Zelf wilde hij hem niet hebben. Met zijn poot op de muis heeft hij toen hard staan roepen. Pop kwam aanrennen, zag dat Beer een muis had en nam de prooi (nog levend) van hem over.
Dus ook voor een ander jagen behoort tot de mogelijkheden!
Beer overleed als eerste, en Pop heeft nooit meer zo’n vriend gehad.
En toen Pop daarna ook nog overleed was dat een grote klap voor Mol. Ze ging zowel geestelijk als lichamelijk heel erg achteruit.
Gelukkig kwam Bolle toen in haar en ons leven.
Familiekater
Bolle was een koloniekater, en bij het stukje over familiekaters moest ik meteen aan hem denken!
Bol woonde na mishandeling buiten, in de tuinen.
Van de mensen die hem, zijn elf kinderen en de poezenmoeder te eten gaven om ze te kunnen vangen, heb ik gehoord dat hij heel lief en zorgzaam was voor zijn gezin.
Het hele gezin was bang voor mensen en woonde en woont in huisjes in de tuin, hier in de buurt.
Bolle kwam bij ons wonen toen het buitenleven hem te zwaar werd.
Zelfs na jaren kwamen twee van de kinderen van Bolle nog regelmatig bij hem op bezoek. Zijn zoon kroop dan altijd bij papa in de mand, helemaal tegen hem aan.
Toen zijn zoon een keer moest overgeven bij ons in de tuin, kwam Bolle meteen aanrennen, gaf hem neusjes en maakte zachte klaaglijke geluidjes om hem te helpen.
Hij heeft bijna een jaar voor onze oude dame Molly gezorgd. Dat deed hij uit zichzelf.
Hij deed alles voor Mol, kwam ons zelfs waarschuwen als ze was gevallen. Hij had een eindeloos geduld met haar, en niks was hem teveel. Hij liet zelfs zijn eten door haar afpakken, als Mol dacht dat zijn eten beter was.
Na haar dood heeft hij haar maandenlang nog gezocht, en gemist.
Bolle kon met de meeste katten uit de buurt prima overweg, als ze zich maar netjes gedroegen.
Bolle was dus een echte familiekater, met een scheutje dominante kater.
Onze twee eigen grote en oudere dominante katers Beer en Bol waren trouwens allebei uitermate sociaal naar andere katten, en heel zachtaardig.
Een voorbeeld voor de mensenwereld, maar dit even terzijde.
Kever heeft een paar keer andere katten in de tuin gehad, toen we de tuin nog niet helemaal hadden afgezet. Dat ging altijd prima.
Hij kent de zoon van Bolle die nog regelmatig langskomt. Die twee staan te neuzen en eten samen een snekkie.
Wie weet, in de toekomst…
Ik ben heel benieuwd naar de ervaringen van anderen met katten. Als eenling of als groep.
En naar jullie ideeën over of katten liever alleen of liever samen zijn.
Mevrouw Kever