Bert en ik hadden het steeds gezelliger samen, maar dat ging niet vanzelf. We moesten alletwee leren wat wel en niet kon en wat de ander wel en niet wilde.
Dat kostte tijd. En aandacht. Van beide kanten.
Op schoot
Het moeilijkste voor mij was dat Bert niet op schoot wilde. Ik was het zo anders gewend. Voor Bert had ik zo’n zestien jaar met Tim gewoond, een kleine rode kater die het heerlijk vond om op me te hangen. Ik zat dan op de bank en Tim strekte zich uit op mijn schoot en viel in slaap. Ik ging op de bank liggen en Tim drapeerde zich ontspannen op mijn buik, waarna ik mijn handen om hem vouwde en luisterde naar zijn zachte snurken. Ik hoefde maar even op de bank te wijzen, of Tim was er klaar voor. Dat was het echte samenzijn, dacht ik, elkaars lichaam voelen, tegelijkertijd ademhalen, de tijd die stil stond.
Nabijheid
Dus toen Bert kwam, verwachtte ik dit samenzijn voort te kunnen zetten, alleen nu met Bert. Hij zag dat anders. Hij wilde niet op me liggen. Hij wilde evenmin op schoot. Ik bood mezelf aan met vriendelijke en uitnodigende woorden, ik legde snacks op mijn buik, ik legde uit waarom ik het wilde en Bert zag het aan en wilde nog altijd niet.
Toen mijn zusje op bezoek kwam, wilde hij wel bij haar op schoot. Dat stak me, ik voelde me afgewezen.
Bert had een ander idee van samenzijn met mij. Dat was nabijheid.
Pas toen ik mijn eigen idee opgaf, kon ik het zijne aanvaarden.
Als ik op de bank zat, dan kwam Bert naast me liggen. Niet op me. Naast me. En ik zag het: hij kon overal in dit huis liggen en hangen, maar hij wilde op de plaats naast me zijn. Dat was nabijheid.
Als ik dan op de bank ging liggen, kwam Bert op de leuning liggen om vanaf die positie mij rustig te bekijken. Soms deed hij daar een dutje. Ik begreep het: ook dit was nabijheid.
In zijn oudere jaren kwam er het matje bij. Hij lag op het matje en ik erachter. Nabijheid. Ik leerde daarin ook een emotionele intimiteit te ervaren door rustig te blijven, zijn dichtbije warme lichaam te ervaren en te voelen: dit wil hij, nabij me zijn.
Ik werd er gelukkig mee.
Tim
En ik besefte ook welke fout ik had gemaakt. Het leven met Tim was anders geweest, omdat Tim een andere persoon was. En met Tim had ik destijds ook verwacht iets van het leven voort te zetten dat ik met de kater Amore had, wat evenmin was gelukt. Misschien komt dat hierdoor, dat een katerman zo in mijn hart gaat zitten, dat hij de norm wordt van het gewone, het vanzelfsprekende, of er geen andere manieren bestaan dan wat hij en ik hebben.
Iets ervan ervaar ik nu met Ollie, die weer zo anders is dan Bert. Ik probeer te kijken wat hij kan, wat hij wil, wat hij wel te bieden heeft, ook al verlang ik ernaar om samen met hem op een matje te liggen, nabij elkaar.