Categorie archieven: Uit het leven van Bert

Nou weet ik zeker dat het niet hoeft

hoeft niet

Deze week zag ik dat het op de blog over mij ging en dat ik niet op schoot ging en hoe dat dan kon komen. Ik heb het allemaal gelezen en nou weet ik zeker dat het niet hoeft.

Ik bedoel alleen al toen ik uit het asiel ging om hier huiskater te worden toen zei niemand in het asiel op schoot gaan hoort erbij. Dus dan hoeft het niet.
En of ik het ga doen dat weet ik zelf nog niet. Alleen als het gefoel er is, eerder niet.

Zekerheid

Het is wel zo dat ik van mezelf zekerheid nodig heb. Dus dat ik stevig op mijn poote sta en dat ik weet waarop ik lig. En dat soort dingen heb je niet op schoot zoveel weet ik er wel van. Dat ik zekerheid nodig heb komt van vroeger.
Eerst was ik in het asiel.
Daarvoor moest ik op straat leefe en dat is helemaal niet gemakkelijk.
En weer daarvoor heb ik wel een huis gehad maar daar weet ik haast niks meer van. Daardoor snapte ik hoe het leefe in een huis is dus ik kon meteen meedoen.

Vastigheid

Door froeger heb ik nog steeds zekerheid nodig. Dat is vastigheid onder mijn poote en ook vastigheid van binnen. Dus dat ik weet hoe een dag gaat hier en wat ik mag en wat ik niet mag, en wat mijn vrouw doet en wat ze niet doet.
Ik heb vaste tijden om te eete en om te slaape. Er komen knuffels op een vaste tijd. ’s Morgens ga ik vaak aan de voordeur beneden ruiken dan snap ik hoe het weer is. En de straat rustig zijn dan heb ik ook rust van binnen.
Bijna elke dag is het zo en dus heb meer vastigheid van binnen dan toen ik hier pas was. Ik neem ook geen meediesijn meer tegen de angst.
Dus misschien ga ik nog eens op schoot alleen niet vandaag en morgen ook nog niet.

Samen weet je meer. Waarom wil Bertje niet op schoot?

niet op schoot

Vorige keer was de vraag hoe je dementie kunt herkennen bij katten. Dit vroeg Mevrouw Sam zich af, omdat Sam zich ineens anders gedroeg.
Er kwamen prachtige reacties, van mensen die met een demente kat hebben gewoond of dat nog steeds doen. Helaas is er aan dementie niet veel te doen, maar het is geweldig om te lezen dat katten van alle leeftijden een veilig huis met veel liefde hebben.

Voorpootje

Deze keer is de vraag wat luchtiger, en hij komt van Mevrouw Bert. Van de enige echte Bertje van deze blog!
Mevrouw Bert zegt dat het een vraag zonder enige urgentie is, maar waarvan ze zich toch afvraagt: hoe zit dat eigenlijk?
Het gaat erom dat Bertje (14) niet op schoot wil. Af en toe nodigt Mevrouw Bert hem uit, en een enkele keer zet hij ook een voorpootje op schoot. Maar verder gaat hij niet.
Bert houdt heel veel van aaien en samenzijn, en vindt het heerlijk in de arm van Mevrouw Bert te liggen. Of om samen op bed te liggen en geaaid te worden.
Zijn angsten ontstaan vooral door dingen van buitenaf: een geluid, iemand aan de deur (dan denkt hij: het is de taxi voor de dierenarts) of een monteur in huis.

Vaste ondergrond

Mevrouw Bert vraagt zich af of Bert nog eens op schoot zal komen. En ook of hij het niet wíl of niet durft.
Ze schrijft nadrukkelijk dat zij het leuk zou vinden, maar dat als Bertje het niet wil het ook niet hoeft.

Ik heb avonden zitten zoeken in mijn kattenboeken en op internet. En ik heb zelf natuurlijk ook nagedacht, met in mijn achterhoofd wat ik van Bertje weet via zijn eigen blogs. Maar ik heb geen simpel “ja of nee”-antwoord.

Van nature zijn volwassen katten geen dieren die met andere katten knuffelen. Ze zijn solitair, wat wil zeggen dat ze in hun eentje jagen en vaak ook leven.
Dat wil niet zeggen dat ze áltijd alleen willen zijn, en geen relaties aan kunnen gaan. Maar puur voor hun overleving is het niet nodig. Dit in tegenstelling tot bij groepsdieren, zoals honden. Voor katten is op een meter afstand van elkaar liggen slapen al nabijheid.

Verder zijn katten vluchtdieren. Als er gevaar dreigt zullen ze eerst proberen weg te komen, en pas als het echt niet anders kan gaan vechten. Omdat ze altijd willen kunnen vluchten houden ze er niet van om opgetild te worden, en blijven ze het liefst met alle vier de pootjes op een vaste ondergrond staan.

Dit zijn allemaal eigenschappen die op schoot zitten niet bevorderen.
Het is dan ook wel leuk om de vraag om te draaien: waarom willen sommige katten eigenlijk WEL op schoot?
De meest gegeven redenen daarvoor zijn warmte (vandaar dat naaktkatten zo graag op schoot liggen), aandacht, veiligheid, een bekende geur en een fijn gevoel.
Door één “kattendeskundige” werd zelfs gesteld dat katten die op schoot willen liggen eigenlijk nooit volwassen zijn geworden, of zich onveilig voelen.

Persoonlijk

Over het algemeen geldt dat katten die in de twee socialisatiefases van kittens (van 3 tot 7 weken oud, en van 7 tot 13 weken) in contact zijn geweest met mensen én dat als positief hebben ervaren, op schoot willen liggen. Maar niet per definitie.
Er zijn genoeg katten die heel sociaal en knuffelig zijn, en die toch niet op schoot willen. En er zijn katten die vrij bangig zijn en die juist wel op schoot willen liggen.
Dus (gebrek aan) socialisatie is maar één van de mogelijke redenen.

Bijna alle boeken en websites hebben het over een persoonlijke voorkeur van een kat. Dus dat een bepaalde kat nou eenmaal WEL of GEEN schootkat is. Los van zijn of haar verleden, ervaringen, etcetera.
Verder schijnen bepaalde kattenrassen bekend te staan als schootzitters. Met op stip op nummer 1 de Scottish Fold. Verder staan in die lijst onder andere Siamezen, Perzen, Maine Coons, en Rag Dolls.

Op schoot

Ik weet van “mijn eigen” katten dat alleen Molly op schoot wilde. En dan het liefst ook nog helemaal ingepakt in een dekentje.
Kever blijft liggen als je hem op schoot neemt, maar maakt zelf geen aanstalten. En is ook eigenlijk veel te groot om comfortabel te kunnen liggen.
De heren Pop, Beer en Bol wilden het niet. Beer en Bol hadden duidelijk geen goede socialisatie gehad. Bol had natuurlijk zijn verleden als mishandelde kater. En Beer was nogal verwaarloosd en verwachtte niet veel van mensen. Popje sliep altijd in onze armen, of bovenop ons. Hij was een ontzettend knuffelkontje, maar op schoot wilde hij persé niet. Wat hem er niet van weerhield om Mol een tik te geven als ze bij mij op schoot lag. Dat een ander het wel deed was blijkbaar toch niet de bedoeling. Later was hij er wel aan gewend, als hij er dan zelf maar naast kon liggen en aandacht kreeg. Dat wordt vaker genoemd: met meerdere dieren in huis worden de beschikbare schoten ook deel van het territorium.

Oorzaken

Waarom Bertje niet op schoot wil kan dus met heel veel dingen te maken hebben.
Het kan zijn dat hij niet op schoot wil omdat hij Bertje is, of dat hij niet goed gesocialiseerd is, of omdat hij liever stevig op de grond blijft staan. Of dat hij letterlijk liever op eigen benen staat.

Kleine dingen om rekening mee te houden: katten houden meer van sommige materialen dan van andere. Het kan zijn dat Bertje de stof van bepaalde kleren niet fijn vindt.
En idem dito voor geuren. Katten houden niet van de lucht van citrus, kaneel, eucalyptus, menthol en lavendel. En vaak niet van parfum. Kever reageert heel negatief op het minste spoortje parfum, terwijl onze rode kater Beer er juist weer dol op was!
Verder is het belangrijk om niet te bewegen, heel lang heel rustig te blijven zitten en Bert nooit op schoot te tillen (maar ik weet vrij zeker dat Mevrouw Bert dat niet doet).

Mevrouw Bert zou kunnen proberen om Bertje te verleiden om op schoot te komen, door bijvoorbeeld eten op haar benen te leggen, of kattenkruid.
Ik vind dit zelf vals spelen 😉 maar het valt te proberen.
Maar zoals ik Bertje inschat trapt hij daar niet in.

Een aloud verhaal wil dat katten altijd naar de mensen toekomen die een hekel aan ze hebben, en dan ook nog op schoot willen. Dit komt doordat voor katten rechtstreeks oogcontact vaak bedreigend is. En negeren juist fijn. En dat doen kattenhaters.
Dus misschien is de ultieme tip om op de bank te gaan zitten en niet naar Bert te kijken, niet op Bert te letten en wie weet dat hij dan ineens wel op schoot wil…

Ik ben heel benieuwd wie er nog meer tips of ideeën heeft over al dan niet op schoot zitten!

Mevrouw Kever

Ook een vraag?
Ook een vraag om tips en advies? Mail de vraag naar huiskaterbert@xs4all.nl, dan maakt mevrouw Kever er een mooi stuk van voor op het blog.

“Maar dat is poosietief,” zei mijn vrouw

dokter
Er kwam een meel voor mij van de dokter, alsdat ik een prik moest net als het jaar ervoor. Ik wil dat niet. Dus toen mijn vrouw ging opbellen dacht ik ze regelt dat ik niet hoef.

Taksie

Maar dat was het niet. Ik luisterde gewoon mee en dat mag want het ging over mij.
Ik hoorde dat ik ook volgend jaar een prik moet. En altijd misschien wel dat duurt mij veel te lang ik hoef het niet.
Toen zei mijn vrouw weer dat ik een kater met angstklachten ben en of de dokter hier wilde komen.
Dat van die angstklachten is waar. Ik wil een gewoon leefe dus niet dat ik in een taksie moet en naar een dokter daar is het helemaal niet fijn. Sinds mijn ooperaazie ben ik elke keer bang als er iets aan de voordeur is, omdat ik dan foel: de taksie is er! Ik moet erheen! Ze gaan weer een ooperaazie doen!
Mijn vrouw zegt dan: “Het is de postbode, Bert” maar ja dan zit het gefoel al in me en ik zit onder de tafel daar is het donker dus dan ziet niemand me en kan ik ook niet mee.

Aan de telefoon praatte mijn vrouw verder over mij en toen hing ze op en toen belde de dokter zelf op. En ze zei dat ze bij mij thuis wilde komen speesjaal voor mij.
“Dat is poosietief,” zei mijn vrouw tegen me.
Ik dacht waarom. Ik was er toch niet heen gegaan.

Snoepjes

De laatste keer dat de dokter hier aan huis was, gaf ze me snoepjes. Die hoefde ik niet want ik wist nog van het jaar ervoor: net als je die lekker eet dan grijpt ze je vast en doet ze een prik.
Maar ik at niet en toen greep ze me toch. Het snoep lustte ik geeneens meer. Erg, hè?

Het is het moeilijkste van mijn katerleefe dat van de dokter. Mijn gefoel zegt nee en toch met mijn ferstand weet ik het wordt toch weer ja.

Oopa Floris vertelt over vroeger…  Mijn oren!

oren

Haai piepeltjes hier ben ik weer.  Ik ben Oopa Floris en Loes zegt dat jullie me kennen.
Keigaaf! Ik ken mezelf ook. Ik ben wel oud maar nog lang nie…
Nog lang nie…
Zoiets ja.
Goed hoe dan ook ik ben er weer dus graag jullie aandacht.
Wat? Wacht even Loes roept iets…
Nee ik ben niet doof. Hoezo zou ik doof zijn?
Wat moet ik beter luisteren?
Naar wie moet ik luisteren dan?
Ik luister naar niemand, hee ik ben oud en wijs genoeg.
Niemand hoeft mij te vertellen waar…
Ja waar ja…
Sjips waarom weet ik het nou niet meer!
Hellep Loes ik ben het vergeten…
Ik ga krijsen, horen jullie mij…
Oren open alsjeblieft!
HELLEP LOES, HELLEP!
Ik hoor niks en ik luister naar niemand.
Whaa haa…
Ja ja ik ga al dutten…

orenHaai piepel, ik ben weer wakker en ik ben me toch een partij helder.
Dit is mijn tijd, mijn moment van de dag. Ik ben keigoed wakker.
Loes zegt dat het tijd wordt dat ik wat over mijn oren ga vertellen.
Waarom moet ik iets over mijn oren vertellen?
Daar heeft toch niemand iets mee te maken, of wel soms?
Mijn oren zijn van mij!
Iedereen blijft ervan af.
Vroeger hè….
Nou moeten jullie even heel goed opletten want dit is belangrijk.
Als ik over vroeger vertel gaan al jullie oren omhoog.
Vroeger is mijn speesiejalieteit whaa haa…
Vroeger, ja vroeger…
Vroeger had ik twee goede oren. Nou eerlijk gezegd maar één.
Ik zat al in het asiel met één gek oor.
Wat zeg ik nou, gek oor!
Whaa haa, mijn oor is niet gek.
Loes mijn oor is niet gek!
Wat? Verder vertellen?
Wat moet ik vertellen? Loes wat moet ik vertellen?
Over mijn oren?
Die is gek, ik vertel niks over mijn oren!
Nou ja, hee ik had gevochten.
Echt wel, gevochten om een poesedame.
Keistoer.
En ik was gewond, mijn oor hing aan flarden.
Maar ik had wel het hart van mijn poesedame gewonnen,
ook al heb ik haar nooit meer gezien!
Snappen jullie dat nou?
Hee werd ik gevonden, nou ja ze moesten me vangen.
Met een kei van een oor. Stoer hè?
En toen zat ik in het asiel en was mijn oor verfrommeld.
De dokter heeft er nog naar gekeken maar ik zeg, afblijven!
Dis is mie!
Hee hoe klinkt die!
Ik ben Oopa Floris en ik heb een schrompeloor.
So wat!?
Loes roept dat ik twee schrompeloren heb…
Wat heb ik Loes? Poezedames aan iedere poot?
Ja ja dat klopt. Vroeger had ik mijn eigen harem whaa haaa.
Ooh geen poezedames aan iedere poot. Hoezo niet?
Schrompeloren aan iedere poot?
Heb ik Schrompeloren
Ben ik Oopa Schrompel?
Die is gek.
Ik ga dutten!

orenHoolaadiejeekes piepel, hier is jullie Oopa weer.
Keiwakker! Kei..  en nog wat.
Mijn kop is nog helder en mijn oren zitten er nog aan.
Hoezo mijn verhaal afmaken.
Welk verhaal? Heb ik een verhaal dan?
Hoezo van mijn andere oor?
Whaa haa die was net een ballon.
Luister, ik woonde al hier.
En ik kon een kunstje, echt wel.
Ik kon heel hard flapperen met mijn oren, hee zo hard dat mijn oor kei dik was.
Zo dik hè Loes, heel dik. Vol met bloed keistoer.
Het was net een ballon, whaa haa. Ik heb ballonnen in mijn oren.
Keigaaf, Oopa Ballon!
Toen moest ik toch mee naar de…. hoe heet zoiets nou?
Tja nou ben ik het kwijt, Loes hellep nou eens even.
Waar ben ik? Wie is mijn schrompeloor?
Wat naar de dokter? Ik ga niet naar de dokter. Ik ga niet naar de dokter.
IK GA NIET WEG!
Wat zeg je nou? Wat heeft de dokter gedaan?
Mijn oor leeg gezogen? Hij blijft van mijn oren af, Ik zeg hij blijft van mijn oren af!
Heb ik daarom van die bloemkooloren?
Wat, heeft de dokter bloemkooloren? Keigaaf die dokter.
Haai piepeltjes hebben jullie ook bloemkooloren?
Gelukkig ben ik kei knap, ik ben een jonge…
Een jonge…
En nog wat!
Hoezo oud, ben ik al negentien?
Keivet!
Ik ben oud, ik ben kei oud en ik heb schrompeloren met bloemkool.
Nou ben ik me toch een partij moe, ik pinkel bijna over mijn oren zo moe.
Loes en nu?
Volgende keer? Wat is er met de volgende keer?
Moet ik dan alweer iets vertellen?
Wat moet ik dan weer vertellen?
Ik vertel niks meer, ik ben nie gek.
Ik ga dutten,

Toedeledookie

Hoe ik aan mijn dagbesteding kwam

dagbesteding
Ik weet nog wel toen ik pas hier was, toen wist ik geeneens wat ik moest doen. En mijn vrouw zei toen dat ik op zoek moest naar een dagbesteding.
Dus wat ik overdag wilde doen.

Huisdier

Dat was best raar. Want ik was net uit het asiel hier komen wonen en de andere katten in het asiel hadden gezegd, als je eenmaal huisdier bent dan gaat je leefe vanzelf.
En vanzelf dat is, dan hoef je niet na te denken van wat wil ik en wat kan ik en wat past bij mij. Dat was presies wat ik wel moest doen, zei mijn vrouw. Zij had zelf ook een dagbesteding dus dat ze de hele dag aan haar werktafel zat.
Nou daar stond ik dus de eerste dag.
Ik dacht wat nou.
Want je kunt echtwaarniet de hele tijd slapen, toen was ik nog geeneens tien jaar dus dan wil je toch iets doen met je leefe.

Straat

Dus ik ging het huis verkennen. Waar de keuken was. Hoe ik op de trappen moest lopen en waar ze heen gingen. Ik ontdekte dat ik aan de voordeur informazie over de straat kon ruiken, want daar waren buitenluchten.
In de huiskamer sprong ik in de vensterbank, en toen zag ik de straat.
De straat zag mij ook. Want er keek iemand omhoog en ik keek omlaag. Als ik intens kijk dan zie ik er streng uit dat weet ik van mezelf.
“Goedzo Bert,” zei mijn vrouw toen, “Let jij maar op de straat.”

Gefoel

De dag erna sprong ik weer in de vensterbank en ik wist wat ik daar ging doen. Opletten. Kijken wat er in de straat gebeurde. In die tijd haalde ik ook mijn basisdiploma Huiskater dat had er vast ook mee te maken.
En nou is het mijn dagbesteding, de straat controleren. Loes is mantelpoes en dat is ook soms een nachtbesteding. Het is gefoel en ferantwoordelijkheid en ook dat je diep van binnen weet: dit is wat ik te doen heb in mijn leefe.