Katten zijn dol op aaien en knuffelen. Tenminste, de meesten dan.
Uit eigen ervaring weet ik dat er katten zijn die er niks van moeten hebben, of in ieder geval het liefst zo min mogelijk. Niet uit angst, maar gewoon omdat ze het niet nodig vinden.
Pop
De eerste kat die bij ons kwam wonen was kater Pop. Van kleinsaf aan was hij een ontzettende knuffel. Je mocht hem overal aaien en hij vond alles heerlijk. Vooral “buikie aaien” was favoriet. Er waren maar twee dingen die hij absoluut niet wilde, namelijk optillen en op schoot zitten.
Pop werd de hele dag door gekust en geknuffeld en geaaid, en vroeg daar ook om.
Hij sliep elke nacht bij ons in bed, helemaal tegen ons aangeklemd.
We noemden hem vaak ons klem-aapje.
Mol
Mol was ook een knuffelkont. Ze was de enige kat die bij ons heeft gewoond die het leuk vond om opgetild en rond gedragen te worden. Soms tilde een van ons haar op en lieten we haar zo bijvoorbeeld in de bovenste keukenkastjes kijken, dat vond ze geweldig.
Mol zat graag op schoot, en viel dan zelfs in slaap. Het toppunt van genieten vond ze het om in dekentje te worden gewikkeld. Hoe strakker ingepakt, hoe beter. Ze kon soms echt als een klein pakketje op schoot liggen.
Mol sliep graag bij ons in bed, het liefst onder het dekbed.
Bol
Bol wilde heel graag geaaid worden, maar beet of krabde in het begin. Uit angst. En tóch wilde hij het, en kwam elke keer opnieuw kopjes geven.
Toen hij ons eenmaal vertrouwde vond hij knuffelen geweldig. Als je hem maar niet het idee gaf dat hij vast gehouden werd, door bijvoorbeeld allebei je armen om hem heen te slaan.
Bol gaf kusjes, door met zijn halfopen mond langs mijn neus te wrijven. Ik gaf hem eerst drie klapzoenen op zijn hoofd (SMAK SMAK SMAK) en dan wreef hij drie keer met dat open bekkie langs mijn neus. Het was echt een kattenvariant van een kus! Hij waste elke ochtend Jeroens handen, en probeerde wel eens aan mijn haar te beginnen. Maar dat was toch teveel werk.
Vooral in de tuin, als de zon scheen, was hij een groot liefhebber van buikie aaien. We hoefden maar naar buiten te komen en hij liet zich vallen en rolde om, haha!
Hij sliep geregeld bij ons in bed, maar niet helemaal tegen ons aan.
Kever
Kever wilde ook vanaf het begin geaaid worden, maar haalde ineens uit. Of hij beet. Dat was vooral een kwestie van overprikkeld zijn.
Af en toe heeft hij dat nog wel eens, maar meestal kun je dat heel goed aan zien komen. Buik aaien mag, alleen niet altijd. Dat houdt het spannend…!
Eigenlijk zou Keef het liefs de hele dag door geknuffeld worden, non stop. Niet alleen de hele dag trouwens… in de nacht wordt er meerdere keren spiraal gespeeld voor knuffels.
Blijft dus over: Beer.
En inderdaad, dat was de kat die het niet zo nodig vond om geaaid of geknuffeld te worden. Een aai over zijn hoofd was altijd prima, maar meer hoefde niet. Als je dat toch probeerde liep hij kwakend van verontwaardiging weg.
Optillen, op schoot zitten, kammen? Geen haar op zijn hoofd die daar aan dacht!
In het begin lag hij, in zijn doos, peinzend te kijken naar de bank. Waar ik zat met Mol op schoot. En Pop naast me, die op zijn buik werd geaaid. Soms was ik bang dat Beer zich buitengesloten voelde. Als ik dan naar hem toeliep en hem aaide beet hij me zachtjes in mijn hand. Om duidelijk te maken dat het voor hem ECHT niet hoefde ????
Vaak vroegen mensen ons wat er nou zo leuk was aan een kat die je niet kon knuffelen. Dat verbaasde me altijd, want ik vond Beer juist leuk OMDAT hij zo’n eigenheimer was. Er werd ook gezegd “Wacht maar, hij komt vanzelf wel op schoot”. Terwijl dat helemaal niet onze bedoeling was! Hij was al twaalf toen hij bij ons kwam wonen, en de kans dat hij ooit op schoot zou komen was nihil. Bovendien: hij was perfect zoals hij was. Een indrukwekkende en eigengereide kater, die heel wijs en zachtaardig was. Die zich overal mee bemoeide, vooral in de tuin. Die heel erg lief was voor Pop en Mol en voor ons. En die dus niet van aaien hield.
Na een paar jaar bij ons wilde Beer toch wel wat meer knuffels. Als we thuis kwamen stond hij met Pop en Mol bij de deur te wachten, en wilde dan geaaid worden. Soms kwam hij ineens kopjes geven of klom op het bureau en keek je dan aan. Dat betekende: Aandacht, alsjeblieft? We wisten niet wat we mee maakten!
Beer is nooit iemand geworden van ál te veel polonaise aan zijn lijf.
Maar hij wilde uiteindelijk als hij de kattentrap op ging, eerst van mij een kus bovenop zijn hoofd. Daar bleef hij op wachten. Ik krijg er nóg een brok van in mijn keel als ik daar aan denk.
Iedere kat is anders, en iedere kat is geweldig.
Hoe is dat bij jullie? Zijn jullie katten dol op knuffelen, of hoeft het niet zo? En mag je ze op hun buik aaien? Verwacht je van een kat dat hij of zij aaien leuk vindt?
Ik ben benieuwd!
Mevrouw Kever