Alle berichten van mevrouw Bert

Bert en de tandenoperatie (7)

December kwam en daarmee de zorgen over hoe Bert zou reageren op het vuurwerk, en het piekeren wat ik kon doen om dat voor hem gemakkelijker te maken. Al in de eerste dagen kwam er een andere zorg bij.

Scheef

Ik zag dat Bert brokjes at op een nieuwe, vreemde manier. Hij hield zijn kop scheef. Elke keer weer, of de brokjes alleen aan de ene kant en niet aan de andere kant mochten komen. Dat was raar. Logisch nadenken kon ik al snel niet meer dus ik belde zijn dokter voor een huisbezoek.
Op maandag 3 december kwam een andere dokter aan huis. Dat vond Bert moeilijk. Hij verschool zich onder de tafel. Ik wilde er graag bij.
Het onderzoek wees uit dat zijn tandvlees er rood en paars uitzag. Hij mocht pijnstiller (Onsior) en er kwam nader overleg met betrekking tot een operatie.
Toen de dokter weg was, ging ik alsnog even bij Bert onder de tafel liggen. We aaiden wat. We hingen wat. Ik zweeg over wat misschien ging komen.

Kliniek

Foto’s Dierenkliniek Stevenshof)

Meteen al donderdag gingen we naar de kliniek. Geen eten die ochtend, en ik dan gespannen, dan nog de taxi in en de luchten van de dierenarts, ik was graag in zijn plaats gegaan, maar zo lagen de kaarten niet.
Het moeilijkste was Bert achterlaten.
Wat te zeggen, wist hij wel dat ik voor hem terug kwam, dat ik altijd voor hem terug kwam, voelde hij dat van binnen wel, dat hij echt-echt bij me hoorde?
In tranen liep ik terug naar huis, bijna een uur lang, om daar te wachten tot ik weer heen kon.
Stofzuigen.
Het raam verder open dan anders, wat opeens kon en toch een innerlijk alarm liet afgaan.
Kijken of de telefoon het deed.
Een lijstje met klusjes maken en die afstrepen, dan deed ik tenminste nog iets met de tijd, anders maakte ik mezelf ook veel te overstuur met wat-als gedachten, en ik wilde sterk zijn voor Bert.

De foto’s op de Facebookpagina van de kliniek hielpen niet. Die tralies. Dat oppakken. Hoe hij er lag na de operatie.  Ik wilde erheen, uitleggen wat hij wel en niet fijn vond en hoe het moest. Maar ik hield me in.

Naar huis

In de namiddag haalde ik een slappe slaperige Bert op, die weinig bezwaar maakte tegen de taxi. In het korfje bleef het stil.  De tanden kreeg ik mee in een busje. No way dat ik iets van Bert buiten mijn bereik liet.
Die nacht sliepen we samen op de bank in de huiskamer, met de deuren dicht. Traplopen was niet verantwoord; hij stond wankel op de pootjes. Bert sliep uitstekend en snurkte tevreden over de knusse nabijheid.

Hij was niet boos op mij, hij nam me niets kwalijk, terwijl ik het toch was geweest die hem gebracht had.
De dag erna at hij met smaak van het aansterk-eten, aangelengd met wat warm water tot een geurige massa mousse.
Hij hield zijn kop recht.
De dag erna ook al.
Brokjes waren het spannendste, want hard en zo’n operatie is nogal wat. In mijn logboek lees ik:

Dag #6 van herstel. Leek te willen dat ik bij hem bleef toen hij brokjes at en ik zag: soms scheef, soms verplaatst hij een brokje, soms kraakt en eet hij goed.

Zo wilde Bert het: brokjes eten terwijl ik erbij bleef. Dat deed ik dus, want een kater die om steun vraagt, die weiger je niet. Aaien leidt tot eten, het is een universele wet.

Geleidelijk hernam het gewone leven zich, alsof het nooit anders was geweest. Op zondag 23 december noteerde ik: ‘Bert at 40 gram brokjes. Hij gaapte gisteren in mijn gezicht en ik ademde het in en alles leek gewoon.’
Ja, alles leek gewoon.
Maar het kleine busje met de tanden herinnerde me eraan hoe breekbaar het gewone leven was. Dus dat borg ik op, uit het zicht.
Wat je niet ziet, dat is er niet.
Ziezo, de dagen waren weer goed.

Toen Bert dieet moest houden (6)

Het leven met Tim, de kater die voor Bert bij me woonde, had zo zijn invloed op het leven met Bert. Tim was nierpatiënt geweest en elke avond tegen half tien, kreeg hij een medicijnhapje. Dat at hij van mijn vingers, knorde tussentijds, en nam zijn tijd. Als eerbetoon aan Tim, besloot ik om Bert elke avond een snack te geven.
Bert had geen bezwaar.

Extra

Hij was een kater die een dikke vacht had, zware botten, en die ook nog eens groot van postuur was. Dan mag je best wat extra’s eten.
Bert lustte zowat alles. Helemaal als het gecombineerd werd met knuffels en woordjes. Zo kwam er als vanzelf ook een ochtendsnack. Brokjes waren de lekkerste die er bestonden, een ex-asielkater als Bert verdiende dat, en zelf vond hij dat ook. Was zijn bord leeg, dan vulde ik meteen bij, ook door overwegingen dat hij anders misschien ging bunkeren wat tot overgewicht kon leiden.

Dieet

Die zorg was overbodig. Bij een bezoek aan zijn dokter, waar allerlei onderzoeken aan te pas kwamen, kreeg ik te horen dat Bert te dik was.
En zich in het voorstadium van diabetes bevond.
Ik wist wat dat kon betekenen: elke dag met naaldjes in de weer. Stress, voor hem en mij. Er was gelukkig een oplossing en die heette afvallen. Dieet houden.

Met een zak Metabolic brokken gingen we naar huis.
Nieuwe brokjes. Meer spelen, dat moest ook, en dat zag ik somber in. Want na het heftige spelen in de acute post-asiel fase, was bij Bert het grote ontspannen ingetreden. Hij wilde vooral liggen, knuffels en op de berging kijken, wat niet mocht, en daarom juist.
De beste kans was dus anders eten.

Het bleek al snel wie er de grootste problemen mee had. Dat was ik. Want ik wilde voortdurend snacks en hapjes serveren, verwennen, vertroetelen, het beestje zien eten want dan was ik het ook. Ik was dus, zoals ze dat in Amerika noemen, een feeder geworden. Mijn welzijn hing af van zijn eetgedrag. In zekere zin was ik de patiënt.
Met dat inzicht keek ik anders naar Bert.

Sportbrokken

Hij paste zich aan. Op zijn blog vertelde hij over zijn nieuwe eten, dat het sportbrokken waren die hem een atletisch figuur zouden bezorgen.
Intussen at hij met minder smaak dan van de wilde tonijn paté met een garnering van garnalen, maar toch, hij at.
En eigenlijk, als ik goed naar hem keek, at hij gewoon genoeg. Hij was niet knorrig, niet boos op mij, hij nam het leven zoals het kwam.
Bij een later doktersbezoek bleek hij uit het voorstadium van diabetes te zijn. En inderdaad, zijn figuur was atletischer dan voorheen.

En ik had dankzij Bert weer iets geleerd; dat er een groot verschil was hoe hij op een probleem reageerde en ik. Hij: het is zoals het is. Ik: paniekerig. Het was wel duidelijk, wie er bij ons thuis het verstandigste was.

Bert gaat op stofzuig-les (5)

Hoe rustig en gezellig het huiselijk leven van Bert en mij ook was, af en toe kwamen er toch moeilijkheden, kleine en grote. Ik leerde om te gaan met de nachten waarin Bert plotseling op bed sprong, daar in slaap viel en hard snurkte om er onverwacht op te houden. Maar er was ook een groter probleem ontstaan en daarvoor moest er iets gebeuren, wist ik.

Gevoelig

Bert had angstklachten, dat betekende snel en lang bang, en daarna tijd nodig om weer een nieuw evenwicht te vinden. Ik was daar bezorgd over. Hij nam wel Bach Rescue Remedy, maar gevoelig bleef hij voor alles dat onverwacht was. Ook geluiden.
Al in de eerste weken had ik ontdekt dat de stofzuiger hem grote angst aanjoeg.
De oplossing was eenvoudig, vond ik. Dan stofzuig ik toch niet. Geheel in de stijl van een jaren ’50 huisvrouw schuierde ik het tapijt. Ja, dat kostte tijd. Maar het was vrijwel geruisloos en ik had de indruk dat Bert het ook gezellig vond, gezien het toezicht dat hij al snel uitoefende.

Stof

Schuieren bleek evenwel niet mijn sterkste huishoudelijke kwaliteit te zijn. Geleidelijk begon ik steeds meer te niezen. Dan keek Bert verstoord op.
Nu leef ik in een huis vol oude boeken dus een stofje hier of daar, dat verdroeg ik best. Alleen de opbouw van stof in het tapijt, dat werd te veel.
Het raam wat vaker openzetten, hielp niet.

Online verdiepte ik me in modellen stofzuigers die en stil waren en voorzien van een allergiefilter, en niet te duur en ook leuk om naar te kijken.
Het bleek dat Bert reden had om bang te zijn voor mijn huidige model, dat was een soort fabrieksstofzuiger. Die bracht ik naar de schuur.

Doos

Toen de grote doos met inhoud arriveerde, ging Bert op stofzuigerles. De eerste dag wennen aan de doos. Snoepje erop: positieve associatie.
Tweede dag, het apparaat uit de doos. Bert vond het griezelig. Maar de snoepjes deden weer hun werk. Derde dag, ermee bewegen en zo ging het geleidelijk verder, tot ik de laatste stap durfde te zetten: stofzuigen. Bert was ook in de huiskamer. Hoe zou dit gaan?
Ik was bang dat hij bang zou zijn en wat dan, welke stofzuiger kon dan wel, of moest ik speciaal-borstels komen voor het schuieren, en waar dan, ik piekerde op crediet.

Bert verrastte me.
Tijdens het stofzuigen vertoonde hij nauwelijks angst. Wel keek hij afkeurend naar mij, dat ik zoiets stoms deed als stofzuigen. Ik geloof nog steeds, dat ik hem daarom even tegenviel. Maar in de loop der tijd vergaf hij het me, misschien ook omdat ik minder nieste, wat hij bepaald hinderlijk had gevonden, zo’n abrupt geluid uit mij. Maar ook dat had hij me  elke keer weer vergeven, omdat Bert nu eenmaal een vergevingsgezinde katerman was.
Na de stofzuigerlessen was het huiselijk leven weer wat gewoner geworden, voor ons alletwee.  Al schuierde ik soms nog, voor de gezelligheid, Bert stelde zoiets op prijs, dat wist ik zeker.

Hoe ik leerde wat nabijheid was (4)

Bert en ik hadden het steeds gezelliger samen, maar dat ging niet vanzelf. We moesten alletwee leren wat wel en niet kon en wat de ander wel en niet wilde.
Dat kostte tijd. En aandacht. Van beide kanten.

Op schoot

Het moeilijkste voor mij was dat Bert niet op schoot wilde. Ik was het zo anders gewend. Voor Bert had ik zo’n zestien jaar met Tim gewoond, een kleine rode kater die het heerlijk vond om op me te hangen. Ik zat dan op de bank en Tim strekte zich uit op mijn schoot en viel in slaap. Ik ging op de bank liggen en Tim drapeerde zich ontspannen op mijn buik, waarna ik mijn handen om hem vouwde en luisterde naar zijn zachte snurken. Ik hoefde maar even op de bank te wijzen, of Tim was er klaar voor. Dat was het echte samenzijn, dacht ik, elkaars lichaam voelen, tegelijkertijd ademhalen, de tijd die stil stond.

Nabijheid

Dus toen Bert kwam, verwachtte ik dit samenzijn voort te kunnen zetten, alleen nu met Bert. Hij zag dat anders. Hij wilde niet op me liggen. Hij wilde evenmin op schoot. Ik bood mezelf aan met vriendelijke en uitnodigende woorden, ik legde snacks op mijn buik, ik legde uit waarom ik het wilde en Bert zag het aan en wilde nog altijd niet.
Toen mijn zusje op bezoek kwam, wilde hij wel bij haar op schoot. Dat stak me, ik voelde me afgewezen.
Bert had een ander idee van samenzijn met mij. Dat was nabijheid.
Pas toen ik mijn eigen idee opgaf, kon ik het zijne aanvaarden.

Als ik op de bank zat, dan kwam Bert naast me liggen. Niet op me. Naast me. En ik zag het: hij kon overal in dit huis liggen en hangen, maar hij wilde op de plaats naast me zijn. Dat was nabijheid.
Als ik dan op de bank ging liggen, kwam Bert op de leuning liggen om vanaf die positie mij rustig te bekijken. Soms deed hij daar een dutje. Ik begreep het: ook dit was nabijheid.
In zijn oudere jaren kwam er het matje bij. Hij lag op het matje en ik erachter. Nabijheid. Ik leerde daarin ook een emotionele intimiteit te ervaren door rustig te blijven, zijn dichtbije warme lichaam te ervaren en te voelen: dit wil hij, nabij me zijn.
Ik werd er gelukkig mee.

Tim

En ik besefte ook welke fout ik had gemaakt. Het leven met Tim was anders geweest, omdat Tim een andere persoon was. En met Tim had ik destijds ook verwacht iets van het leven voort te zetten dat ik met de kater Amore had, wat evenmin was gelukt. Misschien komt dat hierdoor, dat een katerman zo in mijn hart gaat zitten, dat hij de norm wordt van het gewone, het vanzelfsprekende, of er geen andere manieren bestaan dan wat hij en ik hebben.
Iets ervan ervaar ik nu met Ollie, die weer zo anders is dan Bert. Ik probeer te kijken wat hij kan, wat hij wil, wat hij wel te bieden heeft, ook al verlang ik ernaar om samen met hem op een matje te liggen, nabij elkaar.

Op de teevee (3)

Bert en ik moesten wennen aan elkaar, en ook dat de een soms iets wilde wat de ander niet uitkwam en andersom. Zo wilde Bert graag ’s nachts knuffelen en ik slapen, en overdag wilde ik graag aan mijn werktafel zitten en dan wilde Bert juist liever spelen. Ik gaf het meeste toe, wat zijn wensenpakket meteen groter maakte.

Wennen

Geleidelijk ontwikkelde zich iets van balans.
Bert ontdekte dat hij ook alleen kon spelen, vooral met een muis die alle kanten op sprong als hij ertegen sloeg. Aan de krabpaal hangen vond hij ook leuk.
Ik leerde dat even wakker worden om half vier ’s nachts helemaal niet zo erg is als er een katehoofd zachtjes Miauw? vraagt, gewenning deed veel en daarna sliep ik weer door.
Wat me opviel, wat dat we konden overleggen.
In de eerste tijd van het samen wonen werkte ik aan mijn boek over Tim, de kater die voor Bert bij me woonde en dat bracht me vaak in tranen. Dat had ook met schuldgevoel te maken, want ik was niet in staat geweest Tim in leven te houden, dat gevoel bleef buiten de logica van zijn acute nierinstorting en echt niets tegen te doen, de dierenarts had het nog zo gezegd.
Ik huilde bij voorkeur buitenshuis, dat leek me eerlijker tegenover Bert. Maar ik had thuiskomend behoefte aan troost. Dat vroeg ik aan Bert en dan liet hij zich langer aaien.
“Bertje, kom je bij me? Ik verlang zo naar wat liefde van jou.”
Hij kwam en gaf zelfs kopjes.

Zelfvertrouwen

Geleidelijk durfde Bert meer. Hij werd emotioneel zelfstandiger, misschien ook omdat hij altijd won van het lintje: BAM, poot erop. En muis-onder-de-lap kon hij ook goed. Hij rende ook door het huis tussen de sessies door.
Maar ik zag ook nog steeds die onzekere kater. Hij durfde het meeste als ik erbij was, of wanneer ik zei dat het echt helemaal in orde was, en dat hij het uitstekend deed allemaal. Die bevestiging was nodig. Zijn batterijtje zelfvertrouwen was nauwelijks gevuld en snel leeg. Moest ik overdag weg, dan werd het inhalen met spelen en bemoediging.
Hij vond het moeilijk als ik twee keer achter elkaar het huis uit ging, dus dat deed ik niet meer. Ik kocht twee grote boodschappentassen en sjouwde wat meer.
Ik voelde me beschermend over hem. Hij ook over mij. Moest ik ’s nachts huilen om Tim, dan kwam hij even naar mijn gezicht kijken, en zich aanbieden voor een knuffel. ’s Morgens stonden we dan voor de trap naar de huiskamer samen te aarzelen:
“Wil jij eerst?:
“Dan ga ik hoor.”
“Goed, ga jij maar eerst.”
Beneden weer aaien. Bemoediging, dat hij er echt mocht zijn zoals hij was.

Teevee

In 2017 verscheen het boek waaraan ik werkte.  Van Tim naar Bertje trok de aandacht. Er kwamen interviews, op de boekpresentatie verschenen veel huilende vrouwen, diep in de rouw en het televisieprogramma Hart van Nederland meldde zich.
Dat leek me wel wat, alleen: ze wilden Bert filmen. In huis. Het betekende een cameraman over de vloer met alle technische toestanden van dien. Van al die toestanden werd ik plaatsvervangend bang. Een vreemde man, hoe moest dat. Maar ja, het boek. Tim. En Bert had het al aangekondigd op zijn Facebookpagina.
De cameraman kreeg instructies van zacht praten en voorzichtig bewegen en ik nam de gok.

En toen kwam de verrassing. Bert ontpopte zich als een filmster.
De cameraman wilde dat Bert op hem af liep.
Bert  wandelde ontspannen.
Bert liet zich aaien.
Bert deed een close up.
Bert poseerde met de cameraman.
Bert bleef ontspannen.
Ik niet.

Ik dacht wat gebeurt hier, waar is die onzekere kater die ik ken, zou Bert dit vaker willen.

Beroemd

Nadien duurde het nog weken eer het onderwerp in de uitzending kwam. Uitstel volgde op uitstel, en vrienden van Bert gingen ook Hart van Nederland mailen. En toen kwam het, de avondeditie van 12 juni 2017. Het zit nergens in een archief, ik zou het graag nog eens zien. Maar de herinnering blijft, hoe Bert een filmster bleek te zijn, en van de ene dag op de andere een beroemde kater werd, en daardoor me aan het denken zette, want vermoedelijk zat er nog iets anders dan onzekerheid in deze katerman.