Ons huishouden is van een rustig en voorspelbaar soort. Dat helpt tante Cato en Foppe om zo min mogelijk spanning te hebben. Vooral mijn broer heeft snel last van stress en benat dan ons huis op plekken die daar niet voor bedoeld zijn. Daarom gaat Mo meestal zelf naar haar vrienden en familie toe. Eerlijk gemiauwd zijn de mensen die hier wel langs komen altijd stuk voor stuk aardige gasten, die rekening houden met wat goed is voor ons.
Daarom was ik niet bevreesd toen Conall van de week onverwacht op de stoep stond. Ik keek al uit naar de snackjes die ik meestal krijg als er visite is. Dat is om mij te paaien om de bezoeker gedag te komen miauwen. Ik speel het spelletje graag mee. Alles voor een snoepie.
Nu ik er op terug kijk, was die Conall een onguur type die hier van mij nooit meer op bezoek mag komen. Mijn broer en tante zijn het er roerend mee eens. Wat heeft die gast huisgehouden zeg! Of is het tuin gehouden? Want daar heeft die naarling een flinke ravage aangericht.
(On)gewoon
Het is een dag midden in de week zoals alle andere dagen midden in de week. Mo gaat naar haar werk zoals altijd. Het enige wat ze anders doet, is dat ze gaat lopen in plaats van fietsen. Omdat het weer wat onstuimig is en haar benen niet zo hard willen trappen. Dat doet ze vaker, dus niemand is ongerust. Geen vuiltje aan de lucht zou je denken. Alleen grijze wolken die hun druppels laten vallen. Oopa Floris lijkt alle registers open te trekken. Na een nacht op stap en een uitgebreid ontbijt plof ik drijfnat op de bank voor een heel lange slaap. Alles om komend donker weer fris en fruitig op stap te kunnen.
De alarmbellen gaan nog niet rinkelen als ze eerder dan verwacht verwaaid thuis komt. Haar haren pieken alle kanten op. Met haar natte jas nog aan vult ze gehaast onze voerbakken. Terwijl we staan te smikkelen, gaat ze naar de schuur om het eten voor de stekels te pakken. Daar wordt ze bijna omver geblazen, terwijl ze toch echt geen lichtgewicht is. Met een wilde blik in haar ogen komt ze terug de keuken in. Ik wil net naar buiten gaan voor een eerste inspectieronde. Maar daar krijg ik geen kans voor. Mo grijpt me vast, geeft een kus op mijn kop en fluistert in mijn oor dat het nu even niet kan. Ze lokt ons alle drie de huiskamer in waar rijkelijk kipsnackjes in de rondte zijn gestrooid. Kattenklaas is vroeg dit jaar. Als ze deur dicht trekt, gaan mijn voelsprieten aan. Opgesloten worden betekent ellende. Opgelucht haal ik adem als witjas niet aan de orde blijkt. Ons mens stroopt haar mouwen op om een gevecht aan te gaan met dat ongure type die het gemunt heeft op mijn boom.
Sterren
Vanachter het raam zie ik haar spierballen bollen als ze de paal terug op zijn plek duwt die mijn boom stut. De enorme takken gaan rakelings langs haar hoofd. Een hoge trap wiebelt vervaarlijk als ze gewapend met een enorm scherp ding vanaf de bovenste tree de schaar zet in de top. De delen die de meeste wind vangen, moeten er aan geloven. Met lede ogen kijk ik toe hoe de afgezaagde takken steeds hoger worden opgestapeld. Zo blijft er toch niets van mijn boom over?!
Nadat code oranje is weggejaagd, gaat het kattenluik van het slot. Buiten inspecteer ik het slordige werk van mijn mens. Ik ben er niet over uit wie de grootste ravage heeft aangericht. Was het die Conall of was het Mo? Treurig staar ik naar de stapel waar ik niet over heen kan kijken. Tante Cato komt bij me zitten. ‘Kijk eens omhoog, ventje, naar je boom’, meowt ze zacht. Ik richt mijn blik naar opzij en zie em staat, afstekend tegen de prachtig blauwe hemel. Fier staat hij overeind! Met bonzend hart klauter ik naar boven, naar dat ene plekje. Door het felle licht kan ik ze nu niet zien, maar ik weet dat ze daar zijn. De sterren. Er zijn er dit jaar heel veel bij gekomen. Zittend op mijn tak voel ik de rust neerdalen en weet dat ook deze storm ons niet omver heeft geblazen.
Koppie van Japie