Categorie archieven: Mevrouw Bert

Bert en de nacht met herrie (13)

Het einde van december naderde en daarmee kwam het besef dat er een nacht kwam met vuurwerk, hoe moest dat met Bert? Een gevoelige kater met angstklachten hield vast nog minder van dat soort herrie dan ik. En in het asiel wisten natuurlijk ook niet hoe hij zou reageren. Dus we waren op onszelf aangewezen, met andere woorden op elkaar. Het nieuwe jaar 2016 was overmijdelijk, wilden we goed door die laatste nacht komen.
En dat wilden we.

Bankhangen

Een paar dagen tevoren druppelde de Bach Rescue Remedy in zijn eten. Er zat geen smaak aan, dus zelfs de kritische Bert at het op. Het verzachtte.
De avond zelf gingen we langer bankhangen dan anders. Aaien. Lieve woordjes. Gewoon bij elkaar liggen. Bert accepteerde dat ik beddengoed neerlegde, hij plofte er meteen gezellig op. Dat ik deze nacht beneden sliep, vond hij gewoon. Tussen de aaisessies door speeden we met het lintje. Bij elke knal die buiten klonk – het was nog niet eens middernacht – keek hij naar mij, ik aaide en zei tegen het vragende katergezicht: “Dat is buiten en wij zijn binnen.” Het stelde hem gerust.

In tegenstelling tot Bert, was ik gespannen. Om hem, want hoe zou het gaan, hoe zou hij reageren, en wat kon ik dan doen. En ook vanwege mezelf, omdat vuurwerk me bang maakt. Maar ik wilde sterk voor twee zijn.
Wel keek ik steeds naar de klok. Straks begon het. En wat zou er dan gebeuren.

Het was 1 minuut over 12, nog voor de explosies, toen Bert in de bak stapte. Wat moet, dat moet. De opluchting van erna werkte door.
Bam-bam op het lintje.
Knuffels. En weliswaar keek hij naar het raam met enige alertheid, maar hij gaf me ook gelijk, wij waren binnen en binnen was ook het lintje. Bam-bam.
Die ochtend werd ik wakker en zag Bert in de vensterbank zitten. Alles was weer gewoon. Een jonge kater had genoeg afleiding aan een lintje.

Lampje

De jaren erna durfden we alletwee meer aan. Bert had er een gewoonte van gemaakt om op bed te slapen. Tegen middernacht deed ik een lampje aan als de decemberherrie buiten begon. We waren alletwee gespannen maar we voelden ook, zolang we blijven aaien en praten zijn we veilig.
Elke tien, vijf minuten meldde ik hoe lang we het al zo goed deden: “Wij kunnen dit hoor Bert, het is bijna over.”
Bert was elke keer de eerste die weer kon slapen. Ik keek naar zijn grote lichaam en voelde me dankbaar voor zijn vertrouwen en dat we weer behouden waren gebleven. En ik besefte wat een zelfvertrouwen hij had opgebouwd. Een volwassen kater, in de bloei van zijn leven, zoals ik vaak tegen hem zei.

Hoekbank

Eind vorig jaar haalde ik het beddengoed weer naar beneden, zodat ik op de bank kon slapen. Door de artrose liep Bert moeilijker trappen –  zestien jaar, zo gaan die dingen – en  beneden slapen leek me gemakkelijker. Veiliger ook. Ook een kat kan zich verstappen, dat had ik met Tim een keer meegemaakt.
Ik sliep op het korte stuk van de hoekbank, Bert sliep op een kussen op het langere stuk – wel dichtbij, natuurlijk.
Tegen middernacht werden we wakker van de herrie. Bert hing met zijn poten over het kussen en keek me aan. Net als elk jaar ervoor was het weer aaien en praten, tot het minder werd. We hadden steun aan elkaar, we hadden elkaar, we konden alles aan omdat we immers samen waren.

Het veertje kwam van boven (12)

In mij zit een Bert-vormige ruimte, en daar leer ik nu mee leven. Ik hoop dat die ruimte straks vol stroomt met vreugde om alles wat er was tussen hem en mij, dus daarvoor moet ik de ruimte eerst leeg-huilen. Er is tot mijn verbazing iets van troost gekomen. Het leek wel of Bert een teken gaf. Dat ging zo.

Zacht

Ik liep op straat, gewoon in flink tempo als altijd, rechtdoor lopend, denkend aan de dingen van de dag en de kwesties uit het boek dat ik aan het schrijven ben, toen ik in mijn gang gestopt werd.
Er gebeurde iets, voelde ik van binnen, iets dat voor mij bedoeld is.
Dus ik stond stil.
Voor mijn oog dwarrelde van hoog boven naar beneden een klein zacht veertje, om en om de eigen as, langzaam-langzaam, ik zag het neerdalen, terwijl ik stilstond in die drukke winkelstraat.
Iets in mij gaf er antwoord op. Er kwamen tranen in mijn ogen, door het verdriet dat gemaakt is van gemis en verlangen – o, nog één keer mijn gezicht in zijn vacht te kunnen duwen, nog één keer zijn zachte knorren te horen, hem met liefde naar mij te kunnen kijken.
En ik ontwaarde in mij, terwijl dat veertje langzaam dichter bij me kwam, ook een nieuw gevoel. Er kwam iets van dankbaarheid om alles dat er was geweest, en misschien nog wel ergens bestond, in een andere dimensie. Dat veertje leek van Bert zelf afkomstig te zijn, een manier om me te laten weten dat hij er nog was, op een manier die ik nog niet kon begrijpen.
Het was nog steeds hij en ik, samen, maar anders.

Het veertje nam ik behoedzaam in mijn handen. Mee naar huis. Bewaren. Onthouden. Troost in vinden.

Troost

Pas later kon ik er wat over nadenken. Troost, jazeker. En ook de les dat ik moet leren loslaten. Want zo’n veertje gaat stuk als je het stevig vast houdt. Rustig op je hand laten liggen, open staan voor de kwetsbaarheid en de zachtheid ervan. Zo moet het.

Toen Bert zijn poot dwars zette (11)

In tegenstelling tot het algemeen gangbare idee dat katten graag hoog zitten, wenste Bert laag te blijven. Hoger dan de vensterbank hoefde voor hem niet. En ik dacht, misschien is dit een kwestie van wennen, hij woont pas drie jaar hier, iedereen heeft een eigen tempo, wie weet wat er morgen gebeurt.

Daarom bleef het kattenmeubel op de slaapkamer staan waar het stond.

Elke ochtend wandelde Bert langs het meubel, of het er niet was. Ging hij ’s avonds mee naar bed, dan leek het meubel ook onzichtbaar voor hem.
Een kater met principes.

Beleefd

Inmiddels ook een kater met meer zelfvertrouwen, want daar hadden we samen flink aan gewerkt. Veel spelen, vaak winnen, complimenten, een basis-diploma huiskater. Onzeker was hij nog steeds, vooral bij iets nieuws, maar wat hem vertrouwd voorkwam, kon hij steeds beter en gemakkelijker aan.
Heerlijk om te zien, en ik werd er ook een beetje hoogmoedig van. Alsof ik dit teweeg had gebracht, en het niet Berts eigen moed en durf waren geweest.
Daarom hield ik vast aan dat meubel. Maand na maand, jaar na jaar, ik wees ernaar, ik klopte er enthousiast op, ik vertelde er verhalen over, als het had gekund met de afmetingen, was ik er ter demonstratie zelf in gaat zitten.
Bert luisterde aanvankelijk belangstellend, en toen ik doorging luisterde hij beleefd. Dan keek hij me aan en dacht intussen aan iets anders. Misschien aan zijn krabpaal beneden, die in zekere zin toch ook een meubel was, en daar had ik het niet over. Of aan het delen van meubels, we lagen samen op het bed en op de bank, en dan zou hij nu opeens in een kattenmeubel moeten gaan liggen in zijn upje, dankubeleefd, geen zin in.

Geleidelijk besefte ik dat ook Bert, de grote lieve knuffelkater, zijn eigen katerman-mysterie had. Onder zijn meegaandheid was, juist door het gegroeid zelfvertrouwen, het besef gekomen dat hij het recht tot weigeren bezat. En dat deed hij op zijn eigen zachtmoedige wijze, waarin hij volhardde. Nodig was dat wel, want ik bleek langzaam van begrip.

Foto

Pas na twee jaren van vragen en uitleggen, en bij de aanblik van het beleefd luisterende katergezicht, begon ik te begrijpen dat Bert geen zin had en geen zin zou krijgen in het kattenmeubel. Toen ruimde ik het op. Wel maakte ik pro memorie beneden een foto van Bert bij een deel ervan. Dat vond hij wèl goed.
En eerlijk waar, zonder dat meubel oogde de slaapkamer een stuk ruimer. Gezelliger ook. “Je had gelijk, Bert,” zei ik de eerste avond na het opruimen. Bert knorde tevreden. 100 punten voor de huiskater.

Hoe Bert straatcontroleur werd (10)

Het idee dat een katerman, recht van lijf en leden, iets met zijn tijd van leven moest doen, had ik van Tim geleerd, de kleine rode kater die voor Bert bij me woonde.

Nacht

Tim was een moeilijke kater, twee jaar toen hij hier kwam en dan al een PTSS waardoor hij soms aanviel. Lang verhaal kort, hij ontwikkelde zich tot knuffelkater met gebruiksaanwijzing. En daar kwam ook iets anders bij.
In die tijd sliep ik nogal slecht. Onrustig. Te licht. Er waren nachten waarin ik wakker schrok en me bang voelde, niet wetende waardoor, dus evenmin hoe ik het moest verhelpen.

Tim de slaapcoach

In de nacht is zoiets vanzelf moeilijker.
Al in de eerste weken veranderde er in zulke nachten iets. Tim voelde aan dat er iets met me was. Hij sprong dan op het bed, liep tot dichtbij mijn gezicht en keek me aan. Alert.
Het troostte me, gezien te worden.
Ik was niet alleen.
Dan aaide ik Tim en zei dat ik in orde was, waarna we alletwee weer rustig werden.
Zo werd Tim mijn slaapcoach. Iets dat juist hij, met zijn specifieke gevoeligheid, heel goed kon doen.

Rust

Toen Bert kwam, had ik door de jarenlange steun eigenlijk geen slaapcoach meer nodig. Gelukkig maar, wat Bert had ’s nachts op zijn beurt weer extra aandacht nodig.
Bert had andere kwaliteiten. Hij keek graag naar de straat en ik zag dat mensen in de straat naar hem opkeken. Er leek een vorm van contact te zijn. Bert keek intens naar beneden, en dan had hij een streng gezicht.
Van de weeromstuit werd het rustiger in de straat, daar zorgde hij wel voor. Hij moest niets hebben van gekke dingen. Geen lachen en praten onder het raam, nee dankubeleefd en nou doorlopen graag, zei het toeziend oog van Bert.
Juist Bert, met zijn intens kijken, met zijn behoefte aan rust en stilte en veiligheid, werd een uitstekende straatcontroleur.

Talent

Nu ben ik benieuwd wat Ollie voor dagbesteding gaat vinden. Het is waarschijnlijk te vroeg, want zijn voedselallergie zorgt nog voor wat ongemak. Hij is een kater vol energie, en ik vermoed met veel talenten. De straat is nog steeds rustig, en ik slaap nog steeds heel redelijk, dus Ollie mag kiezen wat hij later wil worden. Als hij maar gelukkig is.

Bert ontdekt de poezenlimonade (9)

Meestal zag ik Bert niet drinken, wat juist goed was, zeiden alle kattenwebsites, maar naarmate in de zomer de temperaturen stegen, stonden diezelfde kattenwebsites vol met waarschuwingen. Drinken, drinken, drinken.
Ja, maar hoe dan, dacht ik.

Opties

Ik dacht aan een waterfonteintje. Zo’n mooi klein geval voor in de huiskamer. In de dierenwinkel zag ik de prachtigste modellen, alleen, er was een bezwaar. Het geluid. Vooral wanneer ik mijn oor dichtbij hield, hoorde ik het brommen, gonzen of anderszins, en dan wist ik het al. Rare geluiden, daar werd Bert zenuwachtig van. Geen fonteintje dus.
Van de waterkraan drinken was evenmin een optie. Herhaaldelijk had ik bij een gezellig ingericht aanrecht gestaan, met uitnodigend op de dikke handdoek kloppend, in de hoop dat hij zou springen: “Kom dan.” Geen enkele keer.
Bij de snel optredende angsklachten kwam ook, dat Bert van zichzelf een moeilijke drinker was. Begon hij, dan was de minste storing fataal. Tegen hem praten kon niet en een beweging maken was evenmin aan te raden.

Ingeving

Maar ja, in een hete zomer moest er toch iets gebeuren. Vermoedelijk kwam de ingeving van Boven, want op een dag wist ik het.
Een beetje snek op een bordje. Een beetje veel water erbij. Roeren. Dit alles met een feestelijke stem de huiskamer indragen en daar met blijheid neerzetten.
Emotie. Presentatie.
Bert keek eens naar mij.
Naar het bord.
“Heerlijk Bert,” jubelde ik.
Hij rook. Ik knikte. Hij dronk. Ik zat stil.
Erna kwam de felicitatie-knuffel en vervolgens ging Bert tevreden over het leven een dutje doen.
En ik voelde me wat geruster.

De dag erna, weer tropisch, dronk Bert weer van de poezenlimonade. Natuurlijk met een andere snack erin, maar in de keuken had ik variaties en smaken voor maanden op voorraad. Dat wist hij natuurlijk. Had hij op weer een hittedag geen trek in kip, dan kwam er vis, en andersom ook.
Gewoon water hoefde hij niet meer. Ja, wie hoeft dat wel, als er poezenlimonade bestaat?

De video is uit 2018. Bert is hier al senior, ongeveer 11 jaar.