Het leven met Tim, de kater die voor Bert bij me woonde, had zo zijn invloed op het leven met Bert. Tim was nierpatiënt geweest en elke avond tegen half tien, kreeg hij een medicijnhapje. Dat at hij van mijn vingers, knorde tussentijds, en nam zijn tijd. Als eerbetoon aan Tim, besloot ik om Bert elke avond een snack te geven.
Bert had geen bezwaar.
Extra
Hij was een kater die een dikke vacht had, zware botten, en die ook nog eens groot van postuur was. Dan mag je best wat extra’s eten.
Bert lustte zowat alles. Helemaal als het gecombineerd werd met knuffels en woordjes. Zo kwam er als vanzelf ook een ochtendsnack. Brokjes waren de lekkerste die er bestonden, een ex-asielkater als Bert verdiende dat, en zelf vond hij dat ook. Was zijn bord leeg, dan vulde ik meteen bij, ook door overwegingen dat hij anders misschien ging bunkeren wat tot overgewicht kon leiden.
Dieet
Die zorg was overbodig. Bij een bezoek aan zijn dokter, waar allerlei onderzoeken aan te pas kwamen, kreeg ik te horen dat Bert te dik was.
En zich in het voorstadium van diabetes bevond.
Ik wist wat dat kon betekenen: elke dag met naaldjes in de weer. Stress, voor hem en mij. Er was gelukkig een oplossing en die heette afvallen. Dieet houden.
Met een zak Metabolic brokken gingen we naar huis.
Nieuwe brokjes. Meer spelen, dat moest ook, en dat zag ik somber in. Want na het heftige spelen in de acute post-asiel fase, was bij Bert het grote ontspannen ingetreden. Hij wilde vooral liggen, knuffels en op de berging kijken, wat niet mocht, en daarom juist.
De beste kans was dus anders eten.
Het bleek al snel wie er de grootste problemen mee had. Dat was ik. Want ik wilde voortdurend snacks en hapjes serveren, verwennen, vertroetelen, het beestje zien eten want dan was ik het ook. Ik was dus, zoals ze dat in Amerika noemen, een feeder geworden. Mijn welzijn hing af van zijn eetgedrag. In zekere zin was ik de patiënt.
Met dat inzicht keek ik anders naar Bert.
Sportbrokken
Hij paste zich aan. Op zijn blog vertelde hij over zijn nieuwe eten, dat het sportbrokken waren die hem een atletisch figuur zouden bezorgen.
Intussen at hij met minder smaak dan van de wilde tonijn paté met een garnering van garnalen, maar toch, hij at.
En eigenlijk, als ik goed naar hem keek, at hij gewoon genoeg. Hij was niet knorrig, niet boos op mij, hij nam het leven zoals het kwam.
Bij een later doktersbezoek bleek hij uit het voorstadium van diabetes te zijn. En inderdaad, zijn figuur was atletischer dan voorheen.
En ik had dankzij Bert weer iets geleerd; dat er een groot verschil was hoe hij op een probleem reageerde en ik. Hij: het is zoals het is. Ik: paniekerig. Het was wel duidelijk, wie er bij ons thuis het verstandigste was.