Weten jullie nog hoe ik doodsbang verstopt zat onder het vest van mijn nieuwe mens? De warmte van haar lijf en hartslag maakten dat ik me steeds rustiger voelde. Toen de rits een stukje naar beneden ging en ik mijn kop naar buiten wurmde, wachtte daar een grote verrassing: mijn zwarte furriend uit de tuin.
Foppe
Zodra ik die zwarte kat in mijn vizier krijg, kijk ik eens wat beter om me heen. Deze kamer is veel groter dan waar ik slaap. Snel scan ik de ruimte. Een meubel waar ik onder kan kruipen, links van me. Eentje waar ik hoog en droog kan zitten aan de andere kant. Hoe beter ik kijk, hoe meer verstopplekjes ik zie. Die zijn goed om achter de poot te hebben. Je weet maar nooit of je ze nodig hebt. Het mens knikt me bemoedigend toe. ‘Durf je het aan? Ga maar, Japie. Je bent hier veilig.’ Dat laat ik me geen twee keer miauwen. Met mijn voorpoten klauw ik de rest van de rits naar beneden en met een hink, stap, spring ik van de bank op de grond.
Die zwarte blijft rustig op zijn stoel liggen. Vanuit mijn ooghoek zie ik een grijs met witte soortgenoot die me onderzoekend aankijkt. Straks. Eerst die zwarte, die me op het spoor heeft gebracht van dit huishouden. Ik dender zijn richting op en tetter: ‘Ken je me nog? Ik ben nu geen Kleintje meer, maar heet Japie. En jij?!’ De zwarte rekt zich uit, spert zijn kaken wijd open (is dat om mij te imponeren?) en meowt geeuwend terug: ‘Aangenaam. Foppe is de naam. En daar in die mand ligt mijn moeder.’
Tante Cato
Met een sprintje ga ik haar kant op, zet mijn voorpoten op de stoel en heb gelijk een pets te pakken. Auw! Die had ik niet zien aankomen. Ik dacht dat ze me net als Foppe aardig zou vinden. ‘Dat zijn geen manieren, jongeman! Je hebt nog een hoop te leren.’ Het groen van haar ogen verandert in vlammend geel. ‘Volgende keer slijp ik eerst mijn stiletto’s als je je zo onbehouwen gedraagt. En nu maken dat je weg komt.’ Voor ze zich nuffig omdraait, hoor ik haar nog net sissen: ‘Voor jou is het Tante Cato.’
Les
Foppe komt mijn kant op. Ik denk aan de pijnlijke plek die ik zojuist heb opgelopen èn aan de puntige hoektanden die Foppe showde en weet even niet zo goed wat te doen. Zijn oren staan ontspannen omhoog en zijn ogen kijken vriendelijk. Denk ik. Want eerlijk gemiauwd heb ik geen flauw idee hoe het werkt in de kattenwereld. ‘Laat haar maar. Mijn moeder is best oké, maar een tikkie chagrijnig. Als ze je beter kent en jij je aan haar regels houdt, is ze wel te pruimen. Kom, ik zal je wegwijs maken. Net zoals Oom Sjaak mij bij de poot nam, toen ik nog een klein Foppetje was.’
Ik ben in tweestrijd. Al lijkt Foppe me wel oké, die tante Cato is niet voor de poes. Ik denk terug aan mijn tijd buiten. De stekels vond ik in het begin ook eng. Maar Kraaloog bleek een toffe egel die het beste met me voor had. ‘Dat is fijn,’ meow ik, ‘zullen we beginnen met een hapje? Ik rammel.’ Een purrrfect idee, aldus mijn kersverse grote broer.
Dat is raar
Foppe gaat voor zijn èn nu ook mijn mens zitten. Zijn pootjes keurig naast elkaar, staart om hem gevouwen. ‘Zo doe je dat, Kleintje, eh Japie. Eerst netjes zitjes en je koppie een beetje scheef. Daar is Mo gevoelig voor.’ Goed kijk ik hoe hij zit en aap hem na. ‘Keurig. Om haar echt om je poten te winden laat je je allerliefste smoelwerk zien.’ In mijn buik kriebelt het. Zou dit werken? Warempel. Mo staat op en komt terug met een groot roze blik. Kipsnackies staat er in koeienletters op. Mijn bek wordt nat en kwijl sijpelt langs mijn kin. Wat er dan gebeurt, gaat mijn kittenbrein te boven. Tante Cato die humeurig in haar mand ligt, krijgt als eerste! Waarom hoeft zij niet mooi te zitten? Mijn eerste les leer ik hier ter plekke. In dit huis wordt met meer maten gemeten.
Koppie van Japie