Categorie archieven: Japie

Japie vertelt: bezoek van gene zijde

gene zijde
Jullie weten allemaal dat ik de jongste telg ben van BBB. Om misverstanden te voorkomen, de BBB die de laatste tijd voorpaginameows is, heeft niets van doen met BBB De Blije Beestenboel waar ik woon en deze naam al zo’n 15 jaar gebruikt. Die na-aper komt pas om de hoek kijken. Dit ter zijde.

Waarom ik BBB aanhaal, is omdat er veel meer familieleden zijn dan de huidige bewoners. Eén ervan is Oom Sjakie, een imposante rood-witte kater die net als ik asiel heeft aangevraagd. Iedereen kent Oom Sjaak; de hele buurt, alle fans op Beestboek en de lezers van de krant waar Sjaak voor blogde. Iedereen, behalve ik. Nou ja, ik ken hem een beetje, want hij komt ieder donker buurten. Hoe kan dat nou, hoor ik jullie denken. Oom Sjakie woont toch al een tijdje aan de andere kant van de Regenboogbrug? Dat klopt. Maar hij kleppert nog altijd met het kattenluik. Mijn broer en tante meowden er al eerder over op hun eigen Beestboek-pagina.

Slim ding

gene zijdeIn de grote deur die op de tuin uitkomt, zit een luik op kattenooghoogte. Dat is handig, want als mijn mens weigert voor portier te spelen, kan ik dat lage deurtje eigenpotig bedienen. Het enige wat ik nodig heb, is een pursoonlijke sleutel. Die sleutel zit diep verstopt onder mijn jas, zodat niemand hem kan pikken en ik hem nooit kwijt kan raken. Zo’n ding wordt een chip genoemd en is superslim. Want die chip kan dat kattenluik voor mij open maken. Zodra ik op kopafstand van dat kattendeurtje ben, ‘ziet’ die chip dat en voilà, het luikje klikklakt vanzelf van slot. Wel heeft dat luik eerst moeten leren wie er wel en wie er geen pursoonlijke sleutel heeft. Mijn furriend CW bijvoorbeeld zou maar wat graag mijn voerbak leeg vreten, maar hij heeft pech. Zijn sleutel past niet in ons slot. De enige die naast mij, Foppe en tante Cato naar binnen mag, is Oom Sjaak. Van die optie maakt hij nog altijd gebruik. Dat zit zo.

Eigen leven

Sinds het herfst is (en dat lijkt het al heel lang te zijn) horen wij ieder donker het luik van gene zijdeslot gaan. Dat is raar, want Foppe ligt bij ons mens op schoot, Cato naast haar op de bank en ik opgerold op een stoel. Mo deed er nieuwe batterijen in. Dat hielp niet. Ze maakte het luik van binnen en van buiten brandschoon. Er kwam een complete zandbak uit de motor en ook een halve Japie aan vacht. Deze grote schoonmaak had geen effect. Het luik bleef klik, klak, klik, klak doen. De fabrikant werd benaderd. Die heeft al eerder met succes geholpen toen dit deurtje fratsen had. Alle tips werden opgevolgd en toch bleef het luik iedere avond doen waar het zelf zin in had. Ze keek de instellingen van onze automatische deur na en realiseerde zich toen pas dat niet alleen wij drieën maar ook Oom Sjaak nog altijd toegang heeft. Sindsdien praat ze tegen hem als het slot weer uit zichzelf open en dicht gaat, terwijl wij liggen te ronken. ‘Fijn dat je er weer bent, lieverd’, zegt ze dan. Je kunt van alles vinden van dit onzichtbare contact. Wij zijn allang blij dat ze niet meer zo neurotisch doet over dat slot. Eind goed al goed, zou je denken. Tot we pas naar witjas moesten voor onze APK.

Chip van slag

Bij die keuring wordt alles gecheckt, ook je chip. Witjas gaat dan met een apparaat dicht gene zijdelangs je jas en bij een bliep is je chip oké. Bij mij ging de piep al bliepen voordat het apparaat in de buurt van mijn jas was. Dat hoort niet. Opeens ging er een lichtje branden bij ons mens. Zou dat de reden zijn waarom het luik iedere avond klik, klak, klik, klak doet?! De stoel waarop ik slaap staat dan wel in de woonkamer, maar er zit alleen maar een dun muurtje tussen mijn slaapplek en het luik.
Eigenlijk moet ik een nieuwe chip. Dat lost alleen het probleem niet op, want de oude chip kan er niet uit. Het slot zou gewoon open en dicht blijven gaan. Witjas heeft met een specialist gebeld en die heeft mogelijk een oplossing. Mijn chip kan misschien geresetted worden. Ik heb nu al trek in al die extra kipsnackjes die Mo me heeft beloofd als ik in de rammelbak mee moet. Ik weet nog niet wanneer ik er terecht kan, maar zodra ik meows heb, furtel ik jullie er alles over.

Koppie van Japie

Japie over: revanche? Of toch niet?

revancheHet had de nodige poten in de aarde, maar na een fikse workout zitten we dan eindelijk alle drie in een rammelbakkie. Als door een wonder heb ik net geen wortel geschoten.

Onderweg

Onderweg naar het gevreesde adres vraag ik honderduit. Of witjas ook van die lelijke dingen heeft gezegd tegen Foppe? Of tegen m’n tante Cato? Het zal toch niet dat hij zich tegenover haar heeft laten ontvallen dat ze een mislukte Britse Korthaar is? Haar bontjas is werkelijk waar beeldschoon. Als adonis in opleiding bij Oopa Floris zie ik heus wel dat de katers voor haar in de rij staan.
Geen van twee snapt waar ik het over heb. Al hebben ze een diepgrondige hekel aan dit soort uitjes witjas zelf is alleraardigst, beweren ze. En een zij bovendien. Ik ontspan me een beetje. Misschien valt het allemaal wel mee. Ik besluit om niet direct in de aanval te gaan. Dat kan altijd nog.

Aanpak

Aandachtig kijk ik toe hoe tante Cato de APK ondergaat. Als een statige dame zit ze keurig rechtop als witjas in haar oren kijkt, haar tanden inspecteert en met een dopje tussen haar vacht wroet. Na een ‘ziet er allemaal keurig uit’ en een prik krijgt ze een mooie stempel in revanchehaar poespoort. Zo doet ze dat dus. Netjes blijven zitten, dan is het snel achter de rug.

Mijn grote broer Foppe heeft een andere aanpak. Stokstijf blijft hij in het bakkie zitten. De reisbox moet worden opengeschroefd. Onder hem is het zeiknat door gutsende zweetpoten. Hij mag in het bakkie blijven zitten, terwijl witjas achter zijn oortjes kriebelt en lieve woordjes kirt. Ondertussen bevoelt ze stiekem zijn strakgespannen lijf. Hij zakt voor het examen en krijgt alleen nieuwe pillen. Ik wil wel zo’n leuk plaatje in mijn poespoort en besluit het te doen zoals tante Cato.

Mijn aanpak

‘Dag knapperd’, begint ze. Dat is nog eens een binnenkomer. ‘Jij bent dus Japie. Ik heb zoveel over je gehoord. Leuk om je eindelijk eens in het echt te zien.’ Het ijs is gelijk gebroken. Ik duw mijn warrige haardos tegen haar hand als teken van vriendelijke groet terug. Zachtjes dwalen haar vingers door mijn vacht die er weelderiger uitziet dan werkelijk is. Mijn scherpe hoektanden zijn sneller dan het licht als ze een grote klit aanraakt. Dat zal haar leren. Het stempeltje in mijn poespoort is opeens minder belangrijk. De rest van het onderzoek onderga ik met argwaan. Ik hoor heus wel dat ze concludeert dat ik te dik èn te lui ben. Mo neemt het voor me en zegt dat ik niet lang kan rennen omdat mijn longen kapot zijn (geweest). Met een koud ding luistert witjas aandachtig. Ze klinken inderdaad schraal. Daarna gaat ze met een ander apparaat over mijn bast en mompelt dat er iets geks met mijn chip is. Witjas neemt zowel voor Foppe als voor mij contact op met revancheeen specialist over hoe nu verder. Daar horen we later meer over. Na een prik, een compliment dat ik echt een mooie kerel ben en dapper bovendien krijg ik toch die felbegeerde stempel en mag terug in het bakkie. Onderweg naar huis maak ik in mijn kop een lijst voor de volgende keer.

Tips & tricks
Tip 1. Trap niet in liefkozingen van witjas. Op het moment dat je aandacht verslapt, nemen ze beslissingen over je. Terwijl ik genoot van kriebels gaf mijn mens toestemming om met een eng zoemding vervilte stukken uit mijn jas te scheren. Weet je hoe koud zo’n blote buik is midden in de winter? Eerlijk gemiauwd lucht het ook wel op om verlost te zijn van die strakke jas.
Tip 2. Laat niet aan je blote buik voelen. Voor je het weet betasten ze je pretvet en hebben daar een oordeel over.
Tip 3. Ga niet op een weegapparaat staan. Die cijfers zeggen rare dingen. Mensen geloven die cijfers nog ook.
Tip 4. Zorg ervoor dat je wel door de APK komt. Anders moet je terug, zoals Foppe.
Tip 5. Daar had ik eigenlijk mee moeten beginnen. Zorg ervoor dat je mens je nooit in zo’n bakkie stopt. Trap niet in snackjes. Deze moet ik heel goed onthouden!
Tip 6. Bij thuiskomst heel klaaglijk en zielig doen. Dan krijg je geheid lekkers.
Doe er je voordeel mee. Een gewaarschuwde kat telt voor twee.

Koppie van Japie

Japie over: kat en muis

kat en muisDaar zit ik dan. In dat hermetisch afgesloten bakkie waar ik wel in kan draaien, maar verder geen kant op kan. Door de tralies heen ziet de wereld er blokkerig uit. Het bakkie staat op de mat bij de voordeur. Vanaf hier heb ik zicht op de keuken en de trap. ‘We gaan zo weg’, zei Mo naar wat het lijkt een eeuwigheid geleden. De smaak van de extra kipsnackjes die ik als beloning kreeg, is allang verdwenen.

Verveeld kijk ik maar wat om me heen. Wat moet ik anders? Mijn broer sprint de trap af. Katzijdank is hij niet gesmolten onder dat dikke dekbed. ‘Hey, Foppe’, begin ik, maar het moment is voorbij voor ik er erg in heb. In een flits zie ik tante Cato in tegenovergestelde richting gaan. ‘Nu even niet’, snauwt ze. Typisch mijn tante. Even later komt ons mens er achter aan, met zo’n zelfde bakkie als waar ik in zit bungelend aan haar hand. Ik heb werkelijk waar geen idee wat hier gaande is.

Woonkamer

Daar is tante Cato weer. Met Mo hijgend in haar kielzog. Dit tafereel herhaalt zich. Keer op keer. Trap op, trap af en weer terug. ‘Kom jongens’, hoor ik ons mens zeggen, ‘we gaan met z’n allen. We zijn zo weer terug en dan krijgen jullie wat lekkers.’ Langzaam begint het me kat en muiste dagen. We hebben een familie-uitje. Mijn broer en tante gaan mee voor mijn Algemene Poezen Keuring. Het wordt tijd dat ze opschieten, want ik heb het wel een beetje gehad in dit bakkie.
De eerstvolgende keer dat ik Foppe zie, hou ik hem halt. ‘Kun je niet gewoon bij me komen zitten’, vraag ik hem. ‘Ik zit hier al uren en begin het een beetje zat te worden.’ ‘Nee joh’, meowt hij met een knipoog, ‘dit hoort er bij als je naar witjas moet. Wij vragen toch niet om die APK? Laat Mo ook maar even zwoegen.’
Dat wekt mijn interesse. Ik ga er eens goed voor zitten. Ik pers mijn neus door de tralies om maar niets van het spektakel te missen. Jammer dat ik niet kan zien hoe het er in de woonkamer aan toe gaat. De geluiden helpen om beeld te krijgen bij het spelletje dat Foppe speelt. Stoelen worden verschoven. De tafel gaat van zijn plek. De stoelen gaan naar de andere kant van de kamer. De tafel gaat terug. ‘Nee, niet onder de bank, Foppe!’, smeekt ons mens. Maar het is al te laat. Zelf heb ik er de nodige keren onder klem gezeten. Mijn broer kan dan wel slanker zijn dan ik, zelfs hij kan er niet eigenpotig onder vandaan. Het logge gevaarte is nauwelijks van zijn plek te krijgen.
Een halfuur later zakt Mo, met wangen in de kleur van overrijpe tomaten, neer op de onderste tree. Haar eerst nog fatsoenlijke kapsel hangt in natte sliertjes langs haar gezicht. Foppe zit ineen gedoken in het blauwe bakkie dat gebroederlijk naast me staat. Van zijn stoerdoenerij is niks meer over. Van mij mogen we weg. Des te eerder is die APK achter de rug. ‘Alleen je tante nog, Japie’, verzucht Mo. Vanuit mijn ooghoek zie ik een grijze bontjas onder de keukenkastjes vandaan kruipen. Tante Cato kijkt om zich heen, twijfelt een moment en maakt dan een cruciale fout. Ze trekt een sprint en slaat haaks de hoek om om de trap op te sjesen. Nietsvermoedend loopt ze regelrecht in het hol van de leeuw.

Deurtje

Mo, die daar zit bij te komen van de workout met Foppe, maakt een snoekduik. Tante Cato gilt alsof haar leven er van af hangt. Met poten die alle kanten op maaien houdt ons mens haar in de houtgreep. Ze propt mijn tante in een gereedstaand bakkie, maar net voor ze het deurtje in het slot kan draaien, ziet Cato haar kans schoon. Dat er zoveel oerkracht in mijn poezelige tante zit, had ik niet verwacht. Ik zou er spontaan bang van worden. Ze beukt het traliewerk opzij en weg is ze. Het kon wel eens lange zit worden.

Koppie van Japie

Pssst
Het lijkt er op dat Cupido mijn wensen heeft verhoord. Er zit een Valentina bij de reacties die ik meer dan leuk vind. Ze is alleen een beetje ‘hard to get’. Wordt vervolgd.

Psssssst
Wij zijn stiller dan jullie van ons gewend zijn. Dat is omdat we minder schermtijd van Mo hebben gekregen. Ze is druk met andere dingen en dan wil ze de schermpjes niet voor ons aanzetten. Zo flauw.

Japie: Kat in het bakkie

Kat in het bakkieHet is verdacht stil als ik door het kattenluik dender. Mijn wacht in de boom zit er op. De kinderen zijn naar school. De buren naar het werk. Tijd voor een tweede ontbijt.

In de keuken prop ik mijn bek vol brokken en ga op zoek naar mijn grote broer om de laatste meowtjes uit te wisselen. Hij ligt niet in zijn mand onder het bureau. Ook niet op de krabpaal. Het stoffen huisje op de boekenplank is leeg, net als zijn favoriete plek in de vensterbank. Waar ik ook kijk, geen spoor van Foppe. Katzijdank vind ik tante Cato, al zit ze verstopt onder de kast. Dat is raar. Met grote gele ogen kijkt ze me verschrikt aan. Als ik haar vraag naar Foppe weet ze er enkel uit te persen dat hij onder het dekbed ligt. Merkwaardig allemaal.

Furstopt

‘Psssst, Foppe,’ begin ik, terwijl ik behendig alle bulten op het nog onopgemaakte bed ontwijk. ‘Vrstp je, Apie, zo snel mglk,’ klinkt het gesmoord. ‘Miauw eens wat harder, Foppe, ik versta je niet!’ tetter ik naar een bult waarvan ik denk dat het mijn broer is. Zijn antwoord is weer onverstaanbaar. Ik wroet m’n kop onder de dikke laag en zie hem stijf opgerold liggen. ‘Wat ben jij nou aan het doen? Je bent toch niet ziek?’ Als hij stil blijft, ga ik Japieverder: ‘Kom op, man, het is hartstikke lekker weer. Dan ga je toch niet hier in die smoorhitte liggen.’ Eindelijk draait Foppe zijn kop om. ‘Je moet je verstoppen, Japie, zo snel mogelijk! Heb je de rammelbak niet zien staan?’ ‘Bedoel je dat ding met het tralietje? Ja, die heb ik al even uitgeprobeerd. Leuk bakkie, toch?!’ Als Foppe begint te raaskallen over witjas trek ik aan mijn stutten. Misschien moet ik dat bakkie wat beter bekijken.

Geinig bakkie

Mo reageert enthousiast als ze me er in ziet zitten. Ik krijg zelfs een snackje. Zomaar. Als ze aanmoedigt om er nog eens in te gaan, laat ik me dat geen twee keer miauwen. Voor een extraatje doe ik alles. We doen het spelletje een paar keer en dan sluit ze het hekje. Ze frummelt nog wat kipsnackjes door het metalen gaten en zegt dat ik moet wachten. Braaf als ik ben doe ik dat. Voor eventjes. Dan ga ik op onderzoek uit. Voor zover dat lukt binnen de beperkingen van het bakkie. Het moet gemiauwd, ik pas er met gemak in. Ik kan comfortabel rechtop staan. Wanneer ik mijn neus tegen het hek aan duw, raakt het puntje van mijn pluimstaart de achterkant. Languit liggen lukt ook prima. Er is maar één ding waar ik een oplossing voor zoek en dat is eigenpotig de tralies openbreken.

Algemene Poezen Keuring

japie‘Ga je mee, Japie?’ Het is een vraag en tegelijkertijd voel ik aan mijn snorharen dat elk antwoord overbodig is. Ik kan wel nee miauwen, maar ik heb zomaar het gevoel dat mijn nee nul komma nul effect heeft. Mo heeft moeite om het bakkie met het hermetisch afgesloten traliewerk op te tillen. Binnenin schommel ik alle kanten op. Ik moet me schrap zetten om niet om te vallen. ‘Waar gaan we heen?’ wil ik weten. ‘Het is tijd voor je eerste APK. Dus we gaan even langs de dierenarts.’ Ik denk terug aan die ene keer. Jullie weten wel, toen die witjas me de allerlelijkste meen koen noemde die hij ooit had gezien. Hoogste tijd voor revanche.

Koppie van Japie

Japie zegt: doe er maar een schepje bovenop

schepjeLieve furriends van de blog, er moet me iets van mijn hart. In dit huishouden is namelijk iets aan de poot dat ik heel graag met jullie wil bespreken. Ik schijn niet te mogen klagen, omdat ik bij de juiste deur heb aangeklopt om asiel aan te vragen. Toch voel ik me ondanks alles achtergesteld.

Om met het kattenluik in huis te vallen: ik krijg te weinig eten. Dat vind ik. Mijn mens en ik furschillen van inzicht op dat punt. Het cijfer op de weegschaal is volgens haar het bewijs dat ik echt genoeg krijg.

Onderzoek

Mijn mening is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van eigen poot. Iedere dag hou ik bij hoeveel vlees er in de voerbakken komt. Mijn studie duurt al weken, wat miauw ik, al maandenlang. Na het verwerken van alle resultaten is er maar één conclusie. Er wordt met meerdere maten gemeten. Dit is het geval. De voerbakken van mijn grote broer Foppe, mijn schepjetante Cato en van mezelf zijn identiek. Kleine ronde bakjes, lichtgroen van kleur. Ze zien er alle drie exact hetzelfde uit. Behalve als het aankomt op de inhoud. Tweemaal daags maakt ons mens een zakje vlees in saus open. Zodra het hoekje scheurt, komt de verleidelijke geur me al tegemoet. In mijn bek voel ik hoe het water zich verzamelt en dan langzaam langs mijn kin drupt. Mijn buik rommelt als een malle. Het voelt als een groot gapend gat. Ik weet zeker dat ik wel een driehonderdduizend van die zakjes op kan. Maar wat krijg ik? Een theelepeltje. Eén schamel theelepeltje.

Verdeling

Hoe ik dat zo zeker weet, hoor ik jullie denken. Dat zit zo. Als ik op mijn achterpoten ga staan en me helemaal lang maak, raken mijn voorpoten de rand van het aanrecht (daar is geen fotografisch bewijsmateriaal van, maar ik kan het echt). Alleen nog even mijn kop uitstrekken en ik kan meekijken hoe ze het vlees verdeelt. In de allergrootste bak voor het zwerfkatje buiten gaat een half blik. U leest het goed, een half blik! Daar heb ik me mee verzoend. Hij heeft geen thuis en de enige plek waar hij zijn buik kan vullen, is bij ons voor de deur. Ik weet nog hoe het is, om geen thuis te hebben. Daarom knijp ik een oogje toe. In het bakje van Foppe gaan twee volle scheppen. Omdat hij anders te mager zou worden. Tante Cato krijgt twee theelepels. En ik dus maar eentje.
Op de foto boven zie je de verschillen. Mo zegt dat ze dat expres doet. Ze zegt dat ik toch wel alle restjes op eet. Dat is waar. Ik doe altijd met veel plezier voor iedereen de afwas. Ik heb tante Cato wel eens horen fluisteren dat ze bewust een beetje voor me laat staan. Omdat ik er nog van moet groeien. Misschien is ze toch wel liever dan ik dacht. Afhankelijk van hoe de snorharen van Foppe hangen, laat hij meer of minder staan. Dat laat ik me goed smaken.

Deksel op mijn neus

schepjeOok deze keer zit ik uitgehongerd bij het aanrecht te wachten tot de bakjes worden verdeeld. Ik verheug me al op de afwas. Soms laat Vriendje (de zwerfkat) ook nog wat staan. Hij heeft superlekker vlees uit een blik. Heel wat anders dan het saaie dieetvoer uit het zakje. Toch eet ik het snel met smaak op. Dan ren ik door naar de plek waar tante Cato eet. Hoe kan dat nu? Met haar tong gaat ze langs alle randjes en laat een smetteloos bakje achter. Foppe heeft een hongerige dag en schrokt alles zonder moeite naar binnen. Er zit maar een ding op. Vriendje wegjagen bij zijn bak. Ik ben te laat. Ook daar vind ik de hond in de pot.

Koppie van Japie