Categorie archieven: Japie

Japie: Kat in het bakkie

Kat in het bakkieHet is verdacht stil als ik door het kattenluik dender. Mijn wacht in de boom zit er op. De kinderen zijn naar school. De buren naar het werk. Tijd voor een tweede ontbijt.

In de keuken prop ik mijn bek vol brokken en ga op zoek naar mijn grote broer om de laatste meowtjes uit te wisselen. Hij ligt niet in zijn mand onder het bureau. Ook niet op de krabpaal. Het stoffen huisje op de boekenplank is leeg, net als zijn favoriete plek in de vensterbank. Waar ik ook kijk, geen spoor van Foppe. Katzijdank vind ik tante Cato, al zit ze verstopt onder de kast. Dat is raar. Met grote gele ogen kijkt ze me verschrikt aan. Als ik haar vraag naar Foppe weet ze er enkel uit te persen dat hij onder het dekbed ligt. Merkwaardig allemaal.

Furstopt

‘Psssst, Foppe,’ begin ik, terwijl ik behendig alle bulten op het nog onopgemaakte bed ontwijk. ‘Vrstp je, Apie, zo snel mglk,’ klinkt het gesmoord. ‘Miauw eens wat harder, Foppe, ik versta je niet!’ tetter ik naar een bult waarvan ik denk dat het mijn broer is. Zijn antwoord is weer onverstaanbaar. Ik wroet m’n kop onder de dikke laag en zie hem stijf opgerold liggen. ‘Wat ben jij nou aan het doen? Je bent toch niet ziek?’ Als hij stil blijft, ga ik Japieverder: ‘Kom op, man, het is hartstikke lekker weer. Dan ga je toch niet hier in die smoorhitte liggen.’ Eindelijk draait Foppe zijn kop om. ‘Je moet je verstoppen, Japie, zo snel mogelijk! Heb je de rammelbak niet zien staan?’ ‘Bedoel je dat ding met het tralietje? Ja, die heb ik al even uitgeprobeerd. Leuk bakkie, toch?!’ Als Foppe begint te raaskallen over witjas trek ik aan mijn stutten. Misschien moet ik dat bakkie wat beter bekijken.

Geinig bakkie

Mo reageert enthousiast als ze me er in ziet zitten. Ik krijg zelfs een snackje. Zomaar. Als ze aanmoedigt om er nog eens in te gaan, laat ik me dat geen twee keer miauwen. Voor een extraatje doe ik alles. We doen het spelletje een paar keer en dan sluit ze het hekje. Ze frummelt nog wat kipsnackjes door het metalen gaten en zegt dat ik moet wachten. Braaf als ik ben doe ik dat. Voor eventjes. Dan ga ik op onderzoek uit. Voor zover dat lukt binnen de beperkingen van het bakkie. Het moet gemiauwd, ik pas er met gemak in. Ik kan comfortabel rechtop staan. Wanneer ik mijn neus tegen het hek aan duw, raakt het puntje van mijn pluimstaart de achterkant. Languit liggen lukt ook prima. Er is maar één ding waar ik een oplossing voor zoek en dat is eigenpotig de tralies openbreken.

Algemene Poezen Keuring

japie‘Ga je mee, Japie?’ Het is een vraag en tegelijkertijd voel ik aan mijn snorharen dat elk antwoord overbodig is. Ik kan wel nee miauwen, maar ik heb zomaar het gevoel dat mijn nee nul komma nul effect heeft. Mo heeft moeite om het bakkie met het hermetisch afgesloten traliewerk op te tillen. Binnenin schommel ik alle kanten op. Ik moet me schrap zetten om niet om te vallen. ‘Waar gaan we heen?’ wil ik weten. ‘Het is tijd voor je eerste APK. Dus we gaan even langs de dierenarts.’ Ik denk terug aan die ene keer. Jullie weten wel, toen die witjas me de allerlelijkste meen koen noemde die hij ooit had gezien. Hoogste tijd voor revanche.

Koppie van Japie

Japie zegt: doe er maar een schepje bovenop

schepjeLieve furriends van de blog, er moet me iets van mijn hart. In dit huishouden is namelijk iets aan de poot dat ik heel graag met jullie wil bespreken. Ik schijn niet te mogen klagen, omdat ik bij de juiste deur heb aangeklopt om asiel aan te vragen. Toch voel ik me ondanks alles achtergesteld.

Om met het kattenluik in huis te vallen: ik krijg te weinig eten. Dat vind ik. Mijn mens en ik furschillen van inzicht op dat punt. Het cijfer op de weegschaal is volgens haar het bewijs dat ik echt genoeg krijg.

Onderzoek

Mijn mening is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van eigen poot. Iedere dag hou ik bij hoeveel vlees er in de voerbakken komt. Mijn studie duurt al weken, wat miauw ik, al maandenlang. Na het verwerken van alle resultaten is er maar één conclusie. Er wordt met meerdere maten gemeten. Dit is het geval. De voerbakken van mijn grote broer Foppe, mijn schepjetante Cato en van mezelf zijn identiek. Kleine ronde bakjes, lichtgroen van kleur. Ze zien er alle drie exact hetzelfde uit. Behalve als het aankomt op de inhoud. Tweemaal daags maakt ons mens een zakje vlees in saus open. Zodra het hoekje scheurt, komt de verleidelijke geur me al tegemoet. In mijn bek voel ik hoe het water zich verzamelt en dan langzaam langs mijn kin drupt. Mijn buik rommelt als een malle. Het voelt als een groot gapend gat. Ik weet zeker dat ik wel een driehonderdduizend van die zakjes op kan. Maar wat krijg ik? Een theelepeltje. Eén schamel theelepeltje.

Verdeling

Hoe ik dat zo zeker weet, hoor ik jullie denken. Dat zit zo. Als ik op mijn achterpoten ga staan en me helemaal lang maak, raken mijn voorpoten de rand van het aanrecht (daar is geen fotografisch bewijsmateriaal van, maar ik kan het echt). Alleen nog even mijn kop uitstrekken en ik kan meekijken hoe ze het vlees verdeelt. In de allergrootste bak voor het zwerfkatje buiten gaat een half blik. U leest het goed, een half blik! Daar heb ik me mee verzoend. Hij heeft geen thuis en de enige plek waar hij zijn buik kan vullen, is bij ons voor de deur. Ik weet nog hoe het is, om geen thuis te hebben. Daarom knijp ik een oogje toe. In het bakje van Foppe gaan twee volle scheppen. Omdat hij anders te mager zou worden. Tante Cato krijgt twee theelepels. En ik dus maar eentje.
Op de foto boven zie je de verschillen. Mo zegt dat ze dat expres doet. Ze zegt dat ik toch wel alle restjes op eet. Dat is waar. Ik doe altijd met veel plezier voor iedereen de afwas. Ik heb tante Cato wel eens horen fluisteren dat ze bewust een beetje voor me laat staan. Omdat ik er nog van moet groeien. Misschien is ze toch wel liever dan ik dacht. Afhankelijk van hoe de snorharen van Foppe hangen, laat hij meer of minder staan. Dat laat ik me goed smaken.

Deksel op mijn neus

schepjeOok deze keer zit ik uitgehongerd bij het aanrecht te wachten tot de bakjes worden verdeeld. Ik verheug me al op de afwas. Soms laat Vriendje (de zwerfkat) ook nog wat staan. Hij heeft superlekker vlees uit een blik. Heel wat anders dan het saaie dieetvoer uit het zakje. Toch eet ik het snel met smaak op. Dan ren ik door naar de plek waar tante Cato eet. Hoe kan dat nu? Met haar tong gaat ze langs alle randjes en laat een smetteloos bakje achter. Foppe heeft een hongerige dag en schrokt alles zonder moeite naar binnen. Er zit maar een ding op. Vriendje wegjagen bij zijn bak. Ik ben te laat. Ook daar vind ik de hond in de pot.

Koppie van Japie

Japie: Eind goed al goed

goedLaat ik gelijk maar met het kattenluik het nieuwe jaar invallen. Slecht meows kan je beter direct meowen. De pleister er in één keer aftrekken. Vorige keer liet ik al iets doorschemeren.

Daar komtie: vorig jaar om deze tijd was ik op een snorhaar na dood. Zo, dat is er uit! Ik zal u zo uitleggen hoe dat kwam. Dan kan ik de rest van het jaar over op mijn katse belevenissen, die hartstikke leuk zijn. Want dat ik er nog ben dat is wel duidelijk. Al had dat heel wat poten in de kattenbak. In die tijd ging ik nog braaf op de plastic plasdoos moet u weten. Sinds ik het wildplassen heb ontdekt, wil ik de wind onder m’n staart voelen. Maar dat is weer een heel ander furhaal. Even terug naar toen.

Hoestje

goedNadat ik uit het egelhuis was geplukt, ging er een heel protocol van start. Dat is een moeilijk woord voor een stappenplan met allerlei regeltjes. Ik werd aangemeld bij een asiel, die me aanmeldde bij allerlei instanties. Ook bij een witjas. Het toeval wil dat mijn mens als pleegopvang voor dat asiel werkt en dat ik daarom bij haar thuis mocht blijven. Anders had ik in het hotel voor dieren zonder thuis gemoeten. Witjas, je weet wel, die me de allerlelijkste meen koen noemde die hij ooit had gezien, bekeek me van alle kanten en luisterde met een koud ding op mijn toch al zo koude lijf. Een reuteltje in mijn longen. Dat wist ik zelf al lang, omdat ik vaak kuchte. Ik moest vieze pillen slikken, dagenlang. Het hoestje ging over, dus het had wel effect. Eind goed al goed zou je denken. Niets was minder waar.

Je weet wel

Een andere stap uit het protocol was ervoor zorgen dat ik geen kleine Japies meer kon maken. Witjas moest er niet aan denken dat er nog meer van die lelijke koentjes geboren zouden worden. Natuurlijk meowde ik dat ik daar heel anders over dacht. Voor ik kon uithalen met mijn vlijmscherpe stiletto’s had ik al een prik te pakken en viel in een diepe zzzzzzzzlaap. Zo diep dat ik stopte met ademhalen. Was ik eindelijk gered van een zwaar leven op straat zou ik toch nog onverwacht aan mijn einde komen. Mijn knipkaart bleek nog niet vol. Na heel veel toeters en bellen kreeg ik weer lucht en kwam het leven terug in mijn benauwde lijfje.

Beestjes

Ik moest naar een andere witjas, eentje die verstand heeft van de kloppende machine in de borstkas. Op een filmset werden foto’s en een film van mijn binnenkant gemaakt. Ik zag mezelf al gloren op het witte doek. Die droom spatte snel uit een. Op de film zagen ze dat mijn hart purrrrfect werkte, maar dat er in mijn longen honderdduizenden ieniemienie gaatjes zaten. Daarom kon ik niet goed ademhalen. Daarom kon ik niet doen wat kittens doen, spelen en rennen en catpriolen uithalen. Ik was een gatenkaas van binnen. In al mijn longblaasjes woonden ieniemienie beestjes die zich naar hartenlust van het ene kamertje naar het andere kamertje knaagden. En zo liep alle lucht die ik inademde er gelijk weer uit. Witjas zag het somber in. Maar ik ben niet voor één kat te vangen. Weer moest ik pillen. Heel veel pillen. Daardoor ging ik zo hard hoesten dat een zeehond er jaloers op zou worden. Want al die ieniemienie beestjes moesten uit mijn lijf en de enige manier waarop was hoesten. Best lastig als je geen lucht hebt.

Zeehond

goedZelf ben ik er het levende bewijs van dat het goed is gekomen. Ik ben een halfjaar als zeehond door het leven gegaan en toen waren alle geniepige beestjes *) eindelijk vertrokken. Wat een wonder, hè?! Omdat ik nog in de groei ben, worden mijn longen langzaamaan een beetje beter. Al zit rennen er nog steeds niet in. Wel ben ik supergoed in boomklimmen. Laat ik dat nou ook nog hartstikke leuk vinden. De afgelopen weken klom ik iedere ochtend naar boven en bleef urenlang zitten om te kijken of het nieuwe jaar al in zicht was. Eindelijk is het zover. Een kersvers jaar ligt voor ons met een heleboel blanco bladzijdes. Laten we daar met zijn allen heel veel kleurrijke pootafdrukken op maken. Ik kijk er naar uit samen heel veel purrrrfecte en poesitieve herinneringen te maken. Doen jullie mee? Happy moewyear.

Koppie van Japie

*) noot van mijn mens: Japie had last van longwormen. Deze komen zelden voor bij katten. Slakken zijn gastheren van deze beestjes. In zijn tijd tussen de egels heeft Japie deze slijmerige diertjes vermoedelijk gegeten.

Japie zegt: laten we het luchtig houden

japie
De toon is gezet. Sinds de genadeloze diagnose van witjas sta ik bekend als veelvraat, vreetzak, allesvreter, kliko, stofzuiger, afwashulp of – zogenaamd liefkozend – Japie Smulpapie. Namen die me al meer dan een jaar achtervolgen. Want, zo moet u weten, mijn levensfurhaal begon al in oktober 2021. Uit vele lieve reacties maak ik op dat lezers zich zorgen om mij maken en denken dat het onlangs gebeurde. Daarin heb ik een beetje gejokt (en jokken mag helemaal niet). Om u gerust te stellen, ik woon al ruim een jaar bij mijn mens en het gaat nu hartstikke goed met mij. Daar waren de nodige lessen voor nodig. Lessen, die zowel ik als mijn mens moesten volgen. U wilt niet weten hoe vaak ze met haar handen in haar haar heeft gestaan. Geen idee waarom ze dat deed. Het had geen enkel poesitief effect op haar toch al zo warrige kapsel.

Geen dramatiek deze keer

Voordat ik verder ga met de laatste drama’s in de start van mijn bestaan zal ik eerst duidelijk meowen wie er allemaal een rol spelen in mijn leven. Ik heb behoefte om het vandaag een beetje luchtig te houden. Want het was echt heel spannend wat er nog gebeurde net toen we allemaal dachten dat ik veilig gered was. Dat stukje bewaar ik voor een andere keer, omdat het wel belangrijk is te weten waarom ik ben geworden zoals ik ben. Ik laat u in vogelvlucht kennismaken met mijn familie en furriends. Een aantal namen heeft u al eens voorbij zien komen.

Mijn familie

Kraaloog en zijn stekelige vrienden. De egels schooieren hier in de tuin en zijn nu in winterslaap in hun eigen huisjes. Als u het sprookje terugleest, weet u weer welke belangrijke rol zij speelden in mijn redding.
Foppe, mijn grote broer. Hij draagt een sjieke zwart-witte smoking. Hij merkte mij buiten als eerste op. Waar hij normaal altijd alle soortgenoten met poot en tand wegjaagt, nam hij mij juist onder zijn hoede. Zo kwam zijn – en nu ook mijn – mens mij op het spoor.
Tante Cato, de moeder van Foppe. Een mevrouw in een grijswitte bontjas die overduidelijk de broek aan heeft in huis. Toch is zij ook lief voor mij. Toen ik nog een verweesd zwervertje was, heeft zij zich om mij bekommerd. Ook dat was een signaal dat er iets niet pluis – of beter gemiauwd, iets pluizigs – in de tuin was.
JapieMagnum en Nola, de konijntjes die buiten in de grote ren wonen. Zij gaven mij een schuilplek onder hun golfplaten dak in de tijd dat ik een zwervertje was. Heel verdrietig is Magnum onlangs weduwnaar geworden. Ik ga vaak even bij hem op de grasspriet. Dan snuffelt hij mooie herinneringen over zijn lieve meisie.
Oom Sjaak, een ex-zwerver in rood-witte outfit, die hier jaren geleden ook al eens asiel aanvroeg. Hij heeft mijn grote broer Foppe de fijne kneepjes van het katervak geleerd. Daar pluk ik de vruchten van bij mijn opleiding tot huiskater. Hij wordt nog altijd gemist en daarom meowen we thuis heel vaak over hem.
CW, oftewel, Cypers Wit. Al woont hij aan het eind van de straat bij leuke mensen hij is al twaalf jaar kat aan huis. Bij ons is het ook gezellig en daarom komt hij iedere dag even kroelen en brokjes bietsen. Als u even denkt aan mijn bijnamen snapt u dat ik dat helemaal niet erg vind.
Tante Luna. Mijn grote broer heeft furkering met een allerknapste poezendame aan de andere kant van het land. Gezien de reisafstand hebben ze een kat-relatie. Daar zijn ze allebei purrrrfect mee in hun nopjes. Tante Luna woont op een erf waar het wemelt van de muizen. In de zomervakantie mag ik bij haar logeren en neemt ze me mee op pad om het vangen van die piepertjes tot in de finesses te leren.
Opa Pepper woonde bij mijn opa en oma op twee benen. Ik heb hem een paar keer mogen ontmoeten. Omdat oma op twee benen niet meer naar ons kan komen, ging ik af en toe mee op visite. Tante Frenkie is na Opa Pepper bij opa en oma gaan wonen. Zij heeft geen behoefte aan mijn bezoek. Sindsdien ga ik niet meer mee.
Tot slot noem ik mijn mens. Andere mensen noemen haar Mo. Dat doe ik ook vaak. Waarom ik haar geen vrouwtje noem, meow ik een ander keertje.

JapieFurriends

En jullie natuurlijk! Al mijn toffe furriends van de blog. Er zijn heel veel bladzijdes nodig om al jullie namen hier neer te schrijven. Jullie kleuren mijn wereld mooier. Ik ben in mijn poezensas dat er zoveel zijn die van mij houden. Liefde is het antwoord op alles. Echt waar. Dat leer ik uit de furhalen van onder meer Tante Loesje, Oom Bert en Oom Kever. Over een paar licht en donkers is het Catmis, een feest van licht en liefde en nog veel meer. Maak er met elkaar een mooie tijd van. Tot in het meowe jaar.

Koppie van Japie

Japie vertelt verder: aan de fles

aan de flesMijn opleiding van bang verweesd kitten tot stoer huiskatertje met een familie is afgetrapt met een belangrijke les: Tante Cato gaat altijd voor. Mijn grote broer beaamt het. De wil van zijn nukkige moeder is wet. Daarom gaan we gauw verder met vervolglessen.

Niet voor de poes

Foppe miauwt uit ervaring. Al is tante Cato zijn moeder ook voor hem is ze heel streng. Het aantal optaters dat hij van haar heeft gekregen is niet op acht kattenpootjes te tellen. Zijn katvies is om haar zo veel mogelijk te negeren en er met een grote boog om heen te lopen. Dan heb je het minste last van haar. Na een paar pijnlijke pogingen om toch aardig gevonden te worden dringt het pas echt goed in mijn kittenbrein door dat tante Cato niet voor de poes is. Een gewaarschuwd katertje telt voor twee. Leuker zijn de lessen van mijn grote broer. Netjes zitten en iets krijgen. Ik ben een snelle leerling. De finesse van het bietsen van iets lekkers verfijn ik tot in de puntjes van mijn krullende snorharen. Foppe lift mee op mijn succes.

aan de flesDief

Dat ik heb honger heb als een leeuw wordt rap duidelijk. Ondanks mijn bolle buik ben ik een scharminkel. Om groot en sterk te worden schotelt Mo gezonde brokken voor en op zijn tijd een bakje met vlees. Altijd wil ik meer. Mijn buik blijft rammelen. Zodra ik wakker ben, ga ik op strooptocht. Ieder moment van de dag ben ik op zoek naar eten. Ik ontdek dat het achter deuren zit. Of hoog staat. Ik lach erom. In mum van tijd weet ik hoe ik kasten open krijg en hoe ik op het aanrecht moet komen. Daar jat ik alles bij elkaar. Mijn porties worden verdubbeld en nog is het niet genoeg.

Speen

Mijn wanhopige drang om te eten gaat van kwaad tot erger. Ik eet alles wat los en vast zit. Zelfs de vingers van mijn mens. Ook sabbel ik graag op haar spijkerbroek, waarbij ik mijn voorpoten ritmisch in haar bovenbenen druk. Het is overduidelijk dat ik veel te vroeg van aan de flesmijn mama ben gescheiden en nog altijd een zuigbehoefte heb. Bij gebrek aan moederlijke types in ons huishouden, mag ik lurken aan een fles vol warme (surrogaat) kittenmelk. Dat gaat er gretig in. Voor het eerst in lange tijd val ik met een volle buik tevreden in slaap. De oplossing voor mijn onverzadigbare honger lijkt onder pootbereik. Tot het moment dat ik niet alleen de fles leeg slurp, maar ook een deel van de speen opvreet. Het bezoek aan witjas laat mijn nekharen recht omhoog staan. Over dat stukkie speen kan hij kort zijn. Die poep ik vanzelf wel uit. Maar hij is streng en zet me op rantsoen! De weegschaal slaat door naar een gevaarlijk hoog cijfer. Ziekelijke vraatzucht is zijn conclusie. De brokken gaan op de bon en de flesjes melk moeten stoppen. Als ik dat hoor, begin ik te schreeuwen als een speenvarken.

Koppie van Japie