Iedereen doet slapen, en iedereen doet het anders. Je kunt In een holletje slapen of in een nestje, in een boom, onder water en onder de grond. Of in een mandje of een bed.
Zestien
Wij katten slapen ongeveer zestien uur op een dag. Dat zeggen mensen, en die hebben het uitgerekend. Waarom willen mensen dat weten, vraag ik me af. Wat doet het ertoe?
Als je een kat bent ga je gewoon slapen als je moe bent. Of je nou al zestien uur hebt geslapen of niet.
Boem
Er zijn dagen dat ik wel meer slaap dan zestien uur. Op zulke dagen ga ik tussendoor even snel naar buiten, om te patroejeren. Ik eet een paar brokjes en ik klim meteen weer op het grote bed. En ik val zo boem in slaap. Heerlijk vind ik dat.
Vooral als het buiten regent of koud is, of alletwee. Dan slaap ik zelfs ekstralekker, omdat ik weet dat ik warm en droog lig. Terwijl ik vroeger, als zwerfkat, maar moest zien waar ik sliep en hoe ik droog bleef.
Schemerdieren
Ik kan goed slapen. Dag of nacht, het maakt me niks uit. Ik slaap bijna altijd de hele nacht door. Dat vinden mijn mensen biesonder. Want katten zijn schemerdieren. Zo noemen mensen ons omdat we in de vroege avond en de vroege ochtend op jacht gaan. En ook vaak in de nacht. Want dan zijn de diertjes die wij eten aktief.
Pop en Beer waren een stel spookjes ’s nachts, zegt mijn vrouw. Als het donker werd gingen ze op stap, in de tuinen. En in de zomer waren ze vaak de hele nacht weg. Pop was soowiesoo de halve nacht aan het spelen, vaak samen met Beer. Mijn Molletje sliep altijd gewoon binnen. En ik ook, meestal. In de zomer slaap ik wel eens buiten in mijn tent, als het echt superwarm is. Maar als het niet warm is zou ik niet weten wat ik ’s nachts buiten moet doen.
Ik ga ’s avonds laat altijd even een laatste rondje maken door mijn tuin en over de schuren. Daarna kom ik naar binnen om te slapen.
Op het grote bed
Ik kan in ons huis overal slapen waar ik wil.
Ik heb twee mandjes, mijn twee kurken, ik kan op de bank slapen en op het grote bed.
Op al die plekken heb ik ook geslapen. Maar het fijnst slaap ik op het grote bed. Daar heb ik lekker de ruimte en ik lig in de slaapkamer dus het is er rustig.
Alleen was er een probleem.
Mijn mensen willen ook op het grote bed slapen. Eigenlijk heb ik dat liever niet. Want dat is best eng, met zijn drietjes op bed. Straks gaan mijn mensen als ze slapen bovenop mij liggen! En dan ben ik niet meer Bolle, maar Platte.
Ik durfde er wel bij als er maar één van mijn mensen in bed lag. Dan ging ik gewoon helemaal aan de andere kant liggen.
Allebei
Maar sinds een tijdje slaap ik ook op het grote bed als mijn mensen er op slapen. Allebei mijn mensen tegelijk, bedoel ik.
Ik weet niet waarom ik het nu wel durf. Ineens was het gewoon zo.
Mijn plek
Ik begin met mijn vrouw samen. Eerst moet ze me aaien en kusjes geven. We gaan eventjes tegenover elkaar liggen, en ik draai me op mijn zij. Zo kan mijn vrouw mijn buik aaien. Ze snuffelt altijd aan mijn buik, en blaast in mijn haren. Zachtjes. Dan brom ik keihard, zo lekker vind ik dat. Ik geef haar kusjes, en was haar haar of haar neus. Mijn man moet ook erbij komen, om met me te knuffelen. Daar wacht ik op, het hoort erbij. Als dat allemaal gebeurd is, gaan mijn vrouw en ik op onze eigen plek liggen. Zij ligt aan de ene kant te lezen, en ik lig aan de andere kant. Ik lees niet, ik was me even en ga dan lekker slapen.
Ik lig op de plek van mijn man, zegt hij altijd, als hij ook naar bed komt. Ik vind dat het mijn plek is, en dus blijf ik gewoon liggen als mijn man er bij komt.
Hij moet daarom scheef in bed gaan liggen, di-a-go-naal noemt hij dat. Mijn vrouw kan dan weer haar voeten niet kwijt als mijn man zo ligt. Maar mijn man zegt dat het door mij komt. Kinderachtig hè, dat gekibbel. Soms word ik er gewoon wakker van. Gelukkig val ik altijd heel snel weer in slaap, want ik heb mijn slaap hard nodig.
Veilig
Ik slaap heerlijk op het grote bed. Met zijn drietjes is het veilig, en ik slaap heel diep. Buiten is het donker en binnen zijn wij. Dat is veilig, dat weet ik zeker. Mijn mensen slapen iets minder diep, volgens mijn vrouw.
Dat heeft er mee te maken dat ze niet genoeg ruimte hebben, en dat ze de hele tijd opletten of ze mij niet wegduwen, legde ze me uit.
De kleinste
Dat van die ruimte snap ik niet. Ik heb altijd genoeg ruimte. Ik lig languit, zo slaap ik nou eenmaal graag op het grote bed. Op mijn kurk kan dat niet, daar moet ik me opkrullen. En ik lig niet aan het voeteneinde, want ik ben bang dat ik er misschien afval. Of dat mijn mensen me er af duwen, dat zeggen ze zelf toch ook? Dus ik lig midden op het bed en dan in de breedte. Dat moet kunnen, want ik de kleinste ben van ons drietjes. Ik zie het probleem dus niet zo.
Ik ga altijd om een uur of zes in de ochtend naar buiten, mijn tuin in. Omdat ik een schemerdier ben, dat heb ik uitgelegd. Dan hebben mijn mensen weer even het hele bed voor zichzelf.
Wennen
Bovendien wilden mijn mensen zo graag dat ik op het grote bed kwam slapen. Meer dan drie jaar durfde ik het niet. Soms tilden ze me er weer bij, maar ik sprong altijd weer van het bed af. En nu durf ik het wel.
Mijn mensen zijn er heel blij mee. Ze vinden het supergezellig. Mijn vrouw kon de eerste nacht dat ik in bed sliep niet slapen omdat ze zo blij was. Dat heeft ze me zelf verteld.
Nou dan!
Mijn mensen wennen er wel aan om scheef, of opgekruld te slapen. Als ik dat kan, op mijn kurk, kunnen zij dat vast ook. Als je samenwoont en samen slaapt moet je geven en nemen, vind ik.