Tag archieven: Pop

kater Bolle over: als je gelukkig bent

gelukkigSoms kun je denken dat iets nooit meer goed gaat komen. Dat je altijd bang zult zijn, en het altijd koud zult hebben. Dat je je  hele leven buiten moet wonen, en voor je eten moet vechten. Dat je je hele leven alleen gaat blijven.
Zo voelde ik me vroeger.

En mensen kunnen denken dat ze altijd verdrietig blijven, omdat ze drie katten missen die een ster zijn geworden. En dat ze nooit meer zoveel van een kat gaan houden. En dat ze dus ook alleen zijn, zonder kat. Dat hadden mijn mensen. En dan kom je elkaar tegen.
Gelukkig maar.

In mijn tuin

Een paar dagen geleden was het lekker warm buiten, met een zonnetje. ’s Ochtends ging mijn vrouw buiten, in mijn tuin, thee  drinken en de krant lezen.
Dat vond ik biesonder. Meestal doet ze dat binnen, aan het buro. Ik lig naast haar, en lees samen met haar de krant. Ik weet  inmiddels al alles af van de breksit (zo heet dat toch?).
Ik ruik elke ochtend aan haar thee, en ik vind het elke ochtend niet lekker. Mijn vrouw zegt altijd “Nog hetzelfde als gisteren?”  Ja inderdaad. Maar het kan natuurlijk dat het op een ochtend iets is wat ik wel lekker vind. En dan kan ik er snel wat van oplikken, voordat ze het weghaalt.

In mijn tent

In mijn tuin heb ik bij mijn vrouw gelegen, naast haar voeten. Ik kon niet de krant lezen, maar dat gaf niet. Dat doe ik morgen  dan wel weer. Mijn vrouw heeft me lang op mijn buik geaaid, heerlijk was dat. Na een tijdje werd het me een beetje te warm, dus  toen ben ik in mijn tent gaan liggen.
Ik heb nu in mijn tuin vijf manden, een tent, en twee kartonnen dozen. Eigenlijk best veel, voor mij alleen. Mijn man vindt die  manden op straat, en neemt ze voor me mee. Ze zijn soms een beetje kapot, maar dat geeft niks.

In het gras

’s Middags heeft mijn vrouw van alles gedaan in mijn tuin. Ze werkte aan de planten en de bloemen, dat alles er mooi uitziet. Ik ben er blij mee dat ze dat doet, want ik heb er zelf geen tijd voor. Ik heb er bij gezeten, om te kijken of ze alles wel goed  deed. Af en toe hield ze iets voor mijn neus zodat ik er aan kon ruiken, en dan deed ik dat. Allemaal vreemde luchtjes waren het, van dingen die normaal onder de grond zitten. Spannend hoor, maar niet eng!
Nog wat later kwam mijn man ook buiten in mijn tuin zitten. Hij heeft me gekamd, en ik heb in de tijd dat hij me kamde zijn hand  gewassen. Voor wat hoort wat, tenslotte.
Ik heb op mijn rug in het gras gelegen, met mijn benen wijd. Dat is zo fijn, om het zonnetje te voelen op mijn buik. En ik ben veilig, want mijn mensen zitten naast me.

Op het grote bed

De buurhond deed blaffen, maar dat maakte me niet uit. Want als mijn mensen er zijn, ben ik niet bang. Toen het zonnetje weg was, zijn we naar binnen gegaan en heb ik superlekker gegeten. Daarna heeft mijn vrouw me op het grote bed getild, en hebben we geknuffeld. Mijn man kwam er ook nog bij, en dus hebben we ook nog met zijn drietjes geknuffeld.
Ik heb de hele avond geslapen, want ik was moe. Van het zonnetje, van het knuffelen en van het genieten.
Ik vond het een geweldige dag, zeker weten.
Van mij mag elke dag wel zo zijn.

Op het pad

Ik dacht dat ik nooit meer zou kunnen wennen aan wonen bij mensen. Nu vind ik het juist fijn. En mijn mensen dachten dat ze nooit meer zoveel van een kat zouden kunnen houden als van Pop, Beer en mijn Molletje. Maar nu houden ze heel veel van mij. Anders dan van Pop, Beer en Mol, maar ook superveel.

Mijn mensen zeggen vaak dat ze blij zijn dat ik op hun pad ben verschenen. Zo noemen mensen dat, denk ik, als je elkaar tegen komt. En ik ben blij dat ik op het pad ben verschenen van mijn mensen, en van mijn Molletje. Zo lopen we nu hetzelfde pad, met zijn drietjes.
Dat is veilig, dan hoeven we nooit meer bang te zijn.

kater Bolle over: in je eentje spelen

in je eentje spelen
Mol ligt natuurlijk in de mooiste stoel

Ik ben een ernstige kater.  Buiten dat ik ernstig ben, ben ik ook nog verlegen en onzeker.
Daarom lig ik graag te slapen op het grote bed, of in mijn tuin. Lekker veilig. En ik denk na. De hele tijd. Over van alles.

Waarom is er leven, waarom houdt het soms ineens op en waarom zijn er honden op aarde?
Allemaal vragen waar ik geen antwoord op weet. Vandaar dus dat ik er over nadenk.
Het kan natuurlijk best zo zijn dat ik op een dag de oplossing vind. Maar tot die dag heb ik geen tijd voor andere dingen.
Zoals spelen.

Eentje

En wat ik dus zeker weten nooit ga doen, is in mijn eentje spelen.  Hoe kan je nou in je eentje spelen? Hoe moet dat? Ik zou het nooit durven. Echt niet.
En waar speel je dan mee? Ik kan toch niet zelf een balletje gooien en er achteraan rennen!?Waarom zou je het trouwens doen, als je ook kan nadenken in die tijd?
Eerlijk waar, ik snap er niks van.
Toch hoor ik van katten die het wél doen.

Seerieus

Mijn mensen dachten in het begin dat ik ziek was, of pijn had, omdat ik niet wilde spelen.
Maar dat is niet zo. Het is gewoon dat ik seerieus ben.
Elke avond speel ik even met mijn mensen en mijn veer. Af en toe ren ik een paar keer achter het leeserlampje aan, of achter een balletje.
Maar soms zie ik mezelf ineens (in mijn hoofd, bedoel ik), en denk ik Nee.  Dat heb ik ook als mijn man komt kijken als ik met mijn vrouw aan het spelen ben, of andersom. Dan hou ik altijd meteen op met spelen. Ik ben geen sir-kus-aap-je!

GroteBeer en Pop

in je eentje spelen
Beer en (liggend) Pop aan het spelen

Mijn mensen zeggen dat de GroteBeer dat ook had.
Die had zijn hele leven in restoorants gewoond, en was geen speelgoed gewend.
Hij stoeide wel elke dag met Pop. Ze renden elkaar achterna, en probeerden elkaar te vangen.
Maar Beer vond speelgoed stom, toen hij bij mijn mensen kwam wonen.
Na tijdje werden mijn mensen soms wakker van allerlei gerommel. Dat was Beer, die stiekem aan het spelen was. In zijn eentje.
Mijn vrouw ging wel eens heel voorzichtig kijken. Als Beer dat merkte hield hij meteen op en ging zich zitten wassen. Alsof hij helemaal niet had zitten spelen.
Later speelde hij wel met speelgoed, vooral samen met Pop.

Speelbeestje

Popje was echt een speelbeestje, zeggen mijn mensen. Hij speelde met alles wat hem voor de pootjes kwam. Propjes papier, allerlei muizen, takjes, blaadjes, het maakte hem niks uit. Hij speelde verstoppertje met mijn mensen, en ook voetbal.
Als hij met mijn mensen wilde spelen kroop hij onder het vloerkleed en ging heel hoog mauwen. Dan wisten mijn mensen wat er van ze verwacht werd!
Pop speelde ook in zijn eentje, en was een heel druk ventje. Hij was altijd bezig.

Op onze stoelen

Mijn Molletje wilde nooit spelen. Niet alleen, maar al helemaal niet met anderen.
Als Pop en Beer met iets aan het spelen waren, rende zij er soms op af. Ze pakte het speeltje af en liep er mee weg. Zo was het tenminste afgelopen met dat gedoe.
Als de mannen (zo noemden mijn mensen Pop en Beer altijd) aan het rennen of aan het stoeien waren, kwam Mol soms mijn mensen halen. Zodat zij konden zorgen dat het ophield. Of ze ging heel hard staan miauwen en grommen, tot de mannen ophielden.
Ik mocht ook niet rennen van Mol, dat heb ik wel eens geschreven.
Ik begreep dat wel. Want het is onrustig, dat rennen en spelen. En het maakt lawaai. Soms lijkt het wel op vechten, als je met zijn tweetjes speelt. En je kunt niet tegelijkertijd op je omgeving letten, of alles veilig is. Dan kan er van alles gebeuren. Dat is dus supergevaarlijk.
Daarom lagen Mol en ik meestal op onze stoelen, in de tuin, te slapen. Heerlijk!

Kinderkatje

Grappig hè, zo is elke kat anders wat spelen betreft. Misschien heeft het er mee te maken hoe je jeugd is geweest. Dat iemand je heeft moeten leren om te spelen, als kinderkatje. En het heeft denk ik ook te maken met hoe je geleefd hebt.
Buiten in de tuinen had ik geen tijd om te spelen. Ik moest overleven, niet achter balletjes aanrennen. Tijd om te spelen had ik niet. Mol was een kind van twee zwerfkatten, en had niet geleerd om te spelen. Beer ook niet.

Ik heb heus wel eens dat ik heel veel zin heb om te spelen. Als dat zo is kom ik naar binnen reesen, en ga in de slaapkamer rondscheuren. Soms schrik ik dan van mezelf, en weet ik niet wat ik nou eigenlijk aan het doen was. Als ik niet schrik, gaan mijn mensen met mij spelen. Superleuk.
Toch vind ik het na zo’n avond weer tijd voor belangrijke zaken.
Mijn vrouw zegt dat dat komt omdat ik “bedachtzaam” ben. Dat kan best. Maar ik vraag me af waarom er honden bestaan. En waarom woont er eentje nou juist naast mij? Waarom doet hij steeds naar mij blaffen? Wat is leven presies? Waarom is mijn Mol een ster geworden? En wat is “bedachtzaam”?

Ik weet het allemaal niet.
Daarover moet ik dus nadenken.
En dan kan ik niet zelf met balletjes gaan gooien.

Loesje over: liefde en akzeptaasie

liefde

Vorige week schreef me vriend Bolle een mooie reakzie op me verhaaltje van me worksjop. Hij zeg dat het belangrijk is dat iedereen ze eigen liefde heb en dat dat mooi is van ze eigen.

Dat je als poes ook liefde kan voele voor een andere poes. En als katerman mag jij ook gefoelens hebbe voor een andere katerman. En ze mensen hebbe het meegemaakt met Pop en Beer want zij vonde elkaar lief.

Van me eigen heb ik ook mij mening en ik vind mij vriend Bolle heb gelijk. In mij maand van liefde wil ik ook schrijve over liefde die anders is en soms moeilijk. Van ze eigen natuur is alle liefde mooi en goed. Ik vind liefde ken geen haat assie allemaal kan akzepteere dat liefde soms anders is.

Tinteling

U weet van mij eigen heb ik verkering met mij Bert. Mij hart voelde tinteling van liefde toen mij Bert op me kompjuuter was. Toevallig is mij Bert een katerman en ik ben van mij eigen een poezevrouw. Dan is verkering makkelijk en niemand kijk raar op assie zeg dat jou poes verkering heb met jou katerman. Maar assie thuiskom van rennen in jou tuin en jij ben als poes gesjarmeerd van jou buurpoes dan hebbie ze poppe aan het dansen. Of als jij als katerman stoer vanaf jou dak zit te lonke naar ze katerman van me visboer. Hoe moet dat dan assie thuiskom? Krijg jij dan nog wel jou eete?

Gefoelens

Als moderne poes wil ik mij lans breeke voor alle poezevrouwe en katermannen die gefoelens hebbe voor ze soortgenoote. Jij kan gewoon liefde voele voor wie jij wil. Jij mag saame in jou mand ligge met wie jij wil. Dat vind ik wel want liefde is mooi en het zit in U hart. Mij broer Bart hield van ze eigen ook meer van katermannen. Wij heb daar nooit moeilijk ofer gedaan. Maar hij zat wel vaak in ze kast. Me vrouw zeg dat mensen dat soms ook doen. Ik moest daar wel over nadenken want van me eigen zou ik wel schrikke als me visboer ineens uit me kast zou koome. Maar assie uit me kast kom met verse tonijn hebbie wel me hart geraakt.

Mooie emozie

In mij worksjop die ik ga geeve voor me Faalentijn wil ik dat iedereen geluk kan voele in ze hart. Mooie emozie en dat U er blij van wordt. Of U nou met een poes ben of met een katerman, het maak niks uit. U mag U eigen liefde voele en U mag het ook uite. Liefde is uniferseel en het heb alle kleuren van me regenboog. U hoef het alleen maar te akzepteere. Dan kan anders zijn U hart binnenkomen.

Naar u hart

Voor mij worksjop heb ik ook mij visboer ingeschaakeld. Ik dacht misschien kan U ook iemand U liefde verklaare met haring in tomatensaus. En het mag ook met andere vis. Ik vind alles moet kunnen. Assie openstaat voor liefde en toolerant ben van U eigen, kan alle liefde ze weg vinde naar U hart.

Liefs van Loesje

kater Bolle over: sneeuw en schone voeten

sneeuw
Ik lag op de vensterbank, lekker boven de verwarming, te slapen. Ineens riep mijn vrouw “Kijk nou eens Bolle!”

Ik was al bang dat ik weer op de foto moest, maar ze wees naar buiten. Ik keek ook en ik zag het meteen. Mijn hele tuin was wit geworden van de sneeuw. O jee, dacht ik, dan moet ik mijn patroeje gaan lopen door die sneeuw.
En dan zak ik tot mijn schouders weg en mijn hele onderstel wordt nat en koud.
Mijn tenen worden ijsblokjes, en mijn oren vriezen bijna van mijn hoofd.
Je begrijpt het al; vind er niks aan, aan die sneeuw.

Graven

Kijk, ik hoef van mijn mensen niet naar buiten. Maar ik vind dat het persee moet, ook al ligt er sneeuw.  Want ik moet mijn land kontroleren. Ik moet gaan ruiken wie er allemaal geweest zijn, en hoe lang en wanneer. Ik moet overal kopjes geven, zodat andere katten weten dat het mijn tuin is.
En er is nog iets.
Ik heb binnen een toilet, maar ik ga liever buiten. In mijn tuin. Daar heb ik de ruimte om heel goed te graven.
En ik kán graven. De aarde spat altijd alle kanten op. Mijn voeten zitten helemaal onder, maar dat loop ik vanzelf weer aan de vloerbedekking af. En aan de keukentegels. En aan het buro. Eigenlijk overal waar ik loop laat ik dan aarde achter. Alleen niet op mijn kurk natuurlijk, want dat is vies. Dus ik zorg dat mijn voeten schoon zijn voor ik op mijn kurk klim.

Superkoud

Binnen op mijn bak heb ik een soort korrels, en dat graaft heel anders.
Mijn mensen hebben wel eens aarde in mijn bak gedaan maar dat vond ik raar. Dat hoort nou eenmaal niet, op mijn huiswc.
Als ik binnen op de bak ga heb ik altijd het gevoel dat ik in de gaten word gehouden.
Ik hoef maar richting mijn wc te gaan of ik hoor mijn mensen tegen elkaar zeggen “Bolle gaat op de bak”. Ik ben dan altijd een beetje bang dat ze met me meegaan. En dat wordt veeeels te klein, zo met zijn drietjes op mijn wc!
Maar het probleem van mijn buitenwc is dat ik superkoude billen krijg als ik daar nu ga zitten. Straks vries ik nog vast, ik moet er niet aan denken.

Gaatje in de sneeuw

Popje, Beer en Molletje wilden nooit op hun binnenwc. Ab-so-luut niet. Vooral de GroteBeer niet. Die hebben mijn mensen NOOIT op de binnenwc gezien.  Ze gingen altijd de tuin in, maakt niet uit wat voor weer het was. Ook toen ze oud waren.
Als er erg veel sneeuw was gingen mijn mensen met ze mee.
Popje vond het altijd spannend om door hele hoge sneeuw te rennen, zodat je hem niet meer kon zien. Dan miauwde hij heel hard, en dan zeiden mijn mensen waar ben je nou?  En dan gingen ze hem zoeken. Niet echt hoor, het was maar een spel!
En Pop vond het ook altijd heel biezonder om een plasje te doen in de sneeuw. Want het was meteen verdwenen, er was alleen een gaatje in de sneeuw over. Dan riep hij mijn mensen en deed het nog een keer, om het te laten zien.
Zelfs in de sneeuw waren ze soms wel een uur buiten. En Beer liep twee keer per dag het hele blok rond, ook als het vroor.
Ze liepen altijd in elkaars voetstapjes, want dat is het makkelijkst. Dus zelfs als er dagenlang sneeuw lag was er maar één spoor.

Naar buiten

Tja, zo’n avonturier ben ik nou eenmaal niet meer. Ik vind dat ik lang genoeg buiten ben geweest toen ik nog geen huis had.  Toen heb ik genoeg regen en sneeuw meegemaakt voor de rest van mijn leven.
Wat zeg ik: meer dan genoeg!
Maar ik ben gisteravond uiteindelijk toch naar buiten gegaan.
Mijn mensen stonden naar me te kijken. Ze moesten lachen, want ik rende kriskras door mijn tuin. En daarna sprong ik als een konijn door de planten, met grote hoge sprongen. Mijn vrouw zei dat ik wel een sneeuw-ko-nijn leek.
Ik kwam heel hard weer naar binnen rennen, en schudde mijn voeten uit. Want daar zat allemaal sneeuw aan.

Op het grote bed

Mijn mensen hebben me toen op het grote bed getild, we hebben met zijn drietjes geknuffeld, ik heb brokjes gegeten en ben daarna niet meer naar buiten geweest.
Ik ben er klaar mee, met die sneeuw.
Dan maar de binnenwc. Ik probeer gewoon te gaan als niemand kijkt.
Ik wil niet het risico lopen dat mijn billen buiten afvriezen, of dat ik ingesneeuwd raak.
Dus ik ga nu op het grote bed liggen wachten op de zomer!