Bijna elke kat heeft twee oren om mee te horen. Twee ogen om mee te kijken. Een mond of bek om mee te eten. Voetkussentjes en huid om mee te voelen. En een neus om mee te ruiken.
Foelsprieten
Ik zei al, BIJNA elke kat. Want Bas, Bikkel en Bram hebben genoeg aan één oog. Loes heeft geen tanden en kiesen meer, maar eet nog prima. En er zijn best veel katten die niet kunnen horen of die niet kunnen zien, dat kan ook. Muzette beivoorbeeld kan heel slecht zien. En mijn Molletje was doof toen ze oud was. Dat geeft niks, je kan net zo goed heel gelukkig zijn.
Ruiken, proeven, zien, foelen en horen. Mensen noemen dat de vijf zintuigen. Dat zijn dingen die je met je lijf foelt.
Wij katten kunnen veel beter horen, ruiken en zien dan mensen. Proeven doen we slechter dan mensen (nou ja, dat zeggen mensen dan die het hebben onderzocht). Om te foelen hebben wij net als mensen onze huid. Die is behaard, als bescherming tegen warmte en kou. Alleen onze voetkussentjes en ons neusdopje (zo noemt mijn vrouw dat altijd) zijn kaal. Het neusdopje heeft bij elke kat een uuniek patroon, net als vingerafdrukken bij mensen. Biesonder hè?
Maar we hebben nog iets biesonders. Foelsprieten.
Snorharen
Dat zijn onze snorharen. We hebben snorharen op allerlei plekken: op onze wangen, boven onze ogen, boven onze mond. En op onze voorpoten, aan de achterkant. Die sprieten zitten aangesloten op zenuwen en zijn daarom heel gefoelig.
Soms nemen mijn mensen een footoo van mij en dan zeggen ze dat ik één en al sprieten ben. Wegens mijn snorharen. Die steken alle kanten uit, vooral de snorharen op mijn wangen. Ik heb best een grote snor. Je snorharen kunnen verschillende kleuren zijn, die van mij zijn bijna allemaal wit. Maar er zitten ook zwarte tussen.
Wij gebruiken onze snorharen om te foelen. Als het donker is kunnen we toch gewoon overal lopen en klimmen en jagen, omdat we alles aftasten met onze snorharen.
De snorharen op onze voorpoten zijn om een prooi te foelen, want van dichtbij kunnen we niet goed zien. Door onze snorharen te gebruiken weten we waar we moeten bijten.
Dat doe ik niet hoor, met mijn snorharen. Ik eet gewoon netjes mijn brokjes en ik bijt niemand. Nou, heel soms bijt ik mijn veren, maar dat mag van mijn mensen.
Als je eet of vecht klap je je snorharen in, dan zitten ze niet in de weg. Als je iemand lief vindt doe je je snorharen naar voren en maak je je snor wijd. Dat doe je ook als je heel nieuwsgierig bent.
Ge-nee-ties
Mijn vrouw dacht eerst dat snorharen altijd net zo breed zijn als de schouders van een kat. Maar dat is niet zo. Sommige katten hebben gewoon kleine snorren, of heel weinig snorharen. Dat is ge-nee-ties.
De grootste snor die ik ooit heb gezien was van mijn Molletje. Ze had eerlijk waar een supermooie snor! Daarom dachten mensen vaak dat ze een kater was. Maar zo werkt dat niet bij katten. Of je nou een jongen of een meisje bent, je hebt altijd een snor.
De snorharen boven onze ogen beschermen onze ogen. Als die snorharen iets foelen doe je ootoomaaties snel je ogen dicht.
We hebben natuurlijk ook nog gewoon wimpers. Ik heb blonde wimpers, zegt mijn vrouw. Bij één oog staan mijn wimpers een beetje naar beneden en kan je ze heel goed zien. Daar krijg ik altijd veel kompliementen van mijn mensen voor, voor mijn wimpers.
Oorwimpers
Maar ik heb nog iets biesonders: oorwimpers. Ik wist geeneens dat dat bestond, maar mijn vrouw zegt dat ik ze heb. Ze aait ze altijd, met een vinger. Het kietelt een beetje aan mijn oor. Ik vind het niet nodig, maar ik vind het ook niet erg.
Mijn oorwimpers zitten aan mijn afgeknipte oor. Het zijn haren die in mijn oor groeien en die aan één kant boven mijn afgeknipte oor uit groeien. Dat is nog niet zo lang zo, want eerst groeiden er geen haren boven mijn oor uit. Toen was mijn oor aan de bovenkant helemaal recht en kaal. Maar nu heb ik dus haar dat er bovenuit groeit.
Veranderen
Gek hè, eerst werden mijn oren aan de buitenkant kaal. Dat haar is weer helemaal aangegroeid. En nu krijg ik ineens oorwimpers.
Straks groeit mijn oor weer terug, dat kan best.
Ik wist geeneens dat er nog zoveel kan veranderen aan je oren als je seeniejor bent.