Voordat ik begin wil ik iedereen bedanken die ons heeft gemaild, geschreven of gebeld. We zijn overdonderd door al het medeleven.
Troost
We lezen en herlezen alles. Helaas kunnen we niet overal op reageren. Want: geen Facebook. Maar we zijn elke keer weer tot tranen geroerd, en voelen ons getroost. Dat onze lieve, lieve Bol zoveel mensen heeft geraakt. Dat zoveel mensen hebben gezien hoe bijzonder hij is. Dank jullie wel!
Alle mensen van de blog weten natuurlijk hoe geweldig het is om met een kat samen te wonen. Er is niks leukers dan zo’n slimme, lieve en eigenwijze huisgenoot.
Bol heeft een aantal keren geschreven dat wij met zijn drietjes de baas waren in huis, maar hij eigenlijk het meeste. Dat was ook zo. Alhoewel Bol heel bescheiden was en om weinig vroeg mocht hij tóch meer dan zijn mensen. Hij mocht de hele dag op bed liggen, zijn natvoer in de vloerbedeking smeren, met moddervoeten over het bed lopen en nog veel meer. Zo was het met ons drietal Pop, Beer en Molly ook. En zo hoort het ook, vinden wij.
Hij was onze kat en wij zijn mensen. Niet gelijksoortig maar wel gelijkwaardig.
Beslissing
En toch zijn er momenten dat je als mens de baas moet zijn. Als je kat ziek is en naar de dierenarts moet bijvoorbeeld. Katten zouden nooit vrijwillig gaan. Maar als mens weet je dat het voor hun bestwil is en neem je ze mee. Of ze willen of niet. Dat is over het algemeen een redelijk makkelijk te nemen beslissing, alhoewel wij daar ook wel over konden dubben. Vanwege de stress voor Bol, en vroeger vooral voor Pop.
Maar er is een nog veel moeilijker moment. Het moment waarop je moet beslissen of het leven nog draaglijk is voor je kat. Het is een beslissing die je maar één keer kunt nemen en die je nooit meer terug kunt draaien. Ik vraag me elke keer weer af “Wie ben ik om over het leven van een ander te beslissen?” Maar géén keuze maken is ook een keuze. En als je van je kat houdt moet je hem of haar ook los kunnen laten, al is dat nog zo pijnlijk.
Ik heb die beslissing al drie keer eerder moeten nemen, maar het blijft elke keer even zwaar. Loodzwaar. Het is ook elke keer anders, want elke kat is iemand anders en elke situatie is anders.
Opzoeken
Bij Bol was na twee nachten in het dierenziekenhuis duidelijk dat hij acute pancreatitis had. Dat is een alvleesklierontsteking. Zijn maag en darmen waren ook ontstoken. Die ontsteking is uiterst pijnlijk, en kan niet altijd genezen worden.
In de kliniek wilde Bol niet eten. Hij zat alleen maar weggekropen in een hoekje van zijn hok, helemaal verstijfd van angst. Hij is één keer gedwongen gevoerd en had een infuus om hem vocht toe te dienen. Iedereen die we spraken zei dat hij vreselijk lief was, maar extreem bang.
De internist zei dat een behoorlijk aantal katten alsnog overlijdt na weken medicatie in de kliniek, “alleen, in een kooitje”. We wilden in geen geval dat Bol zou overlijden in een vreemde omgeving. Vandaar dat we hem naar huis hebben gehaald.
We waren ook bang dat hij zou denken dat we hem achter hadden gelaten, omdat hij iets fout had gedaan. Door zijn verleden dacht Bol altijd dat hij iets fout deed en straf zou krijgen. We zijn hem dus op de tweede dag op gaan zoeken, om hem te laten zien dat we er nog waren. Bol was heel slim. Ik hoopte dat hij op die manier zou begrijpen dat we hem ook weer gewoon op zouden komen halen.
Weer thuis
De dinsdag dat hij weer thuiskwam was geweldig. Hij was zo blij dat hij van gekkigheid niet wist wat hij moest doen. Hij bleef maar kusjes en kopjes geven en kroop stijf tegen ons aan.
Hij at alles wat hij voor zijn neus kreeg en je hoefde maar naar hem te kijken of hij begon al te spinnen.
Hij moest per dag drie verschillende medicijnen hebben, drie keer per dag, via een spuitje in zijn bekkie. Dinsdag lukte dat zonder problemen. We hadden er voor gekozen dat ik het voorlopig zou doen omdat ik er beter in ben. We waren opgelucht en dachten dat het ergste achter de rug was. Hij zou het redden!
Meer slapen
Woensdag was Bol ook nog blij en levendig, maar hij begon steeds meer te slapen. ’s Avonds ging het medicijnen geven moeilijker. Donderdagochtend heb ik hem zijn medicijnen gegeven, en dat lukte alleen als ik hem echt stevig vastgreep. Hij was doodsbang en kroop in de struiken. Hij bleef uren bang voor me. Dat ging net weer een beetje over toen hij al zijn volgende dosis zou moeten hebben. Ik wist dat ik dit niet drie keer per dag wilde en kon doen.
Bovendien kreeg hij ondanks de morfine en andere medicatie duidelijk pijn. Zijn vacht ging pieken, zelfs op zijn hoofd en staart.
Hij kneep met zijn ogen. Hij kon geen rust vinden, was alleen maar aan het dribbelen. Eten ging steeds moeizamer. We wilden niet dat Bol bang zou blijven voor mij en dat hij pijn zou lijden. De genezingskansen waren klein, en gezien zijn extreem angstige karakter was continue medicatie geen optie. Een hernieuwde opname al helemaal niet. Na overleg met twee internisten en onze eigen dierenarts hebben we besloten hem alleen nog zijn morfine te geven. Op vrijdag zou onze dierenarts bij ons thuiskomen.
Overleggen
Zijn laatste twee dagen waren we continu aan het twijfelen. Moesten we hem toch weer op laten nemen, moesten we hem dwingen de medicijnen te nemen? Of moesten we het zo laten? Gelukkig hebben we veel kunnen overleggen. Ik wil vooral mevrouw Bert, mevrouw Loes, mevrouw Door en mevrouw Vlo bedanken. En Bolletjes fantastische specialisten natuurlijk.
Zijn ziel
Bol heeft twee jaar nodig gehad om ons te leren vertrouwen. Hij durfde door mishandeling niet meer binnen te wonen. Toch heeft hij zelf besloten om bij ons te komen wonen, en bij zijn grote liefde Molly.
Maar dat ging allemaal niet vanzelf, daar heeft hij vaak over geschreven. Het heeft hem veel moeite gekost om weer met mensen te durven wonen. En juist daarom wilden we zijn vertrouwen niet beschamen.
Ik zou hem de medicijnen wel kunnen geven, maar dan zou hij in zijn eigen huis en tuin bang zijn. En de enige personen die hij vertrouwde zouden hem dan bangmaken, zonder dat hij snapte waarom. Met bovendien maar een kleine kans op herstel en mogelijkerwijze een chronische vorm van ontstekingen. Of ontstekingen die steeds terug zouden komen.
We wilden niet alleen naar zijn lichamelijke gezondheid kijken, maar vooral ook naar zijn geestelijke. Naar zijn ziel. Hoe moeilijk we het ook vonden, de minst slechte van alle slechte oplossingen in deze situatie was om hem te laten gaan.
Opgelucht
Toen ik Bol had verteld dat ik hem geen medicijnen meer zou geven leek het alsof hij opgelucht was. Zijn morfine heeft hij daarna steeds zelf genomen met wat natvoer. Hij was niet meer bang voor me en gaf weer volop kusjes.
Hij is op bed twee keer in slaap gevallen met zijn kop in mijn hand en met Jeroens hand op zijn buik. Een aantal keren stopte hij secondenlang met ademen en hoopten we dat hij zelf de keuze had gemaakt. Maar nee.
Vrijdag hebben we de hele dag met hem in de tuin gezeten. Hij is nog een keer geborsteld met zijn beebieborstel en zijn tandenborstel. Hij heeft de hele dag kusjes gegeven en gekregen. We hebben hem helemaal sufgeknuffeld.
Op reis
De dierenarts kwam om kwart over vijf. Ze zei nadat ze hem had gezien dat we de goede keuze maakten. Bolletje had duidelijk veel pijn en was onrustig.
In zijn eigen tuin is hij op reis gegaan. Zijn lijfje ligt er begraven, naast zijn Molly. We missen hem elke seconde van de dag en van de nacht. Zijn lieve bescheiden aanwezigheid, zijn geluidjes, zijn pluizige haren, zijn zwabberende loopje, zijn knipoor. Alles aan hem.
De glans en kleur zijn weg zonder hem, alles is ineens zwartwit. Of grijzig.
Hij was een geweldig dappere kater die zijn gekwetste hart weer weg durfde te geven. Hij durfde weer te vertrouwen en vond geluk bij ons. En wij vonden intens geluk in zijn gezelschap.
Hij hield van ons en wij van hem. En we blijven altijd van hem houden. Hij is onvergetelijk. En onmisbaar, maar het kon niet anders.
Paradeis
Ik hoop dat hij over de brug in het paradeis is dat hij zelf nog heeft beschreven.
Altijd zon, overal vrienden, liefde en geluk. Nooit meer pijn, nooit meer angst. En zoveel runderhartblokjes als hij maar wil.
In het donker kan hij alles overzien, als ster. Samen met alle andere sterren.
Ik hoop dat hij ons ziet als we naar hem zwaaien.
Dag lief Bolletje, tot ziens.