Vroeger zat ik in het asiel. Dat weet ik nog. En toen kreeg ik een huis en daar ben ik nou nog en daar blijf ik voor altijd. Ik weet dat mensen vragen hebben over asielkatten dus ik dacht daar vertel ik wat over.
In het asiel
Toen ik in het asiel kwam, was dat voor mij al een vooruitgang. Want ik leefde op straat en ik had het heel moeilijk. Zwerven is erg hoor. Je weet niet waar je veilig bent en waar je kunt slapen en hoe je aan je eten moet komen. En ik werd ook ziek, dus dat was helemaal beroerd. De mensen van het dierenhospitaal hebben me toen opgehaald en opgenomen in de ziekenboeg. Dus zo kwam ik erin.
Uit het asiel
Het duurde best een paar maanden eer ik me beter voelde. Ik kreeg medicijnen. En een verstopdekentje. En toen leerde ik dat knuffels fijn waren dus ik kreeg steeds meer knuffels, ook achter mijn oor. Op een dag zeiden ze dat ik toe was aan een eigen huis. Eigenlijk wilde ik dat niet. Want ik voelde me net lekker veilig en ik wilde dus geen verandering. Waarom kon alles niet blijven zoals het was?
Bij mij op de gang zaten andere katten die heel graag een eigen huis wilden. De een wilde een tuin, de ander een balkon, en weer iemand anders wilde alleen een warme schoot. Dus dat waren gewone kattenwensen. Het waren ook gewone katten, alleen hadden ze dus wat meegemaakt waardoor ze daar zaten.
Huis
Op een middag kwam er een vrouw speciaal naar mij kijken. Ze friemelde ook achter mijn oor. Ik voelde gewoon dat ze iets met mij wilde.
Dus ik draaide mijn kop weg en ik ging expres achterin mijn hokje zitten.
Maar ze nam me mee. Ik moest in een reiskorfje en we gingen met een taxi. Onderweg heb ik eerst keihard gemiauwd en toen ben ik gaan liggen.
En zo ben ik hier gekomen. En weet u wat het gekke is? Ik voelde me supersnel thuis en nou heb ik met mijn vrouw afgesproken dat we voor altijd samen blijven.