Tag archieven: kater Bolle

kater Bolle over: toen ik katten-aknee had

katten acne
“Pukkels? Wie, ik?”

Vorige week had ik verteld over toen ik een kale buik had.  Omdat mijn Molletje was overleden en ik bang was voor de hond van de buren. Maar die kale buik was niet alles. Ik kreeg nog iets anders door de zenuwen en het verdriet.

Korstje

Op een dag keek mijn vrouw toevallig onder mijn kin en zag ze een korstje zitten. Ze dacht dat het een kruimel aarde was en wilde het wegvegen. Maar dat deed pijn, dus ik piepte en trok mijn hoofd weg.
Mijn vrouw dacht dat ik misschien buiten gevochten had met een andere kat, en dat het een klein wondje was. Dat heb ik soms wel eens, en dat gaat bijna altijd vanzelf weer over.
Als het groot is en gaat ontsteken, gaan we naar de dierendokter. Nou ja, mijn mensen gaan naar de dierendokter, en ik moet mee. Daar heb ik dan niks over te zeggen, of ik mee wil of niet. Van mij hoeft het eigenlijk nooit. Meestal krijg ik een prik van de dokter, en soms iets voor als ik pijn heb, en dan gaat het weer beter.
Maar dit was heel klein korstje, dus mijn mensen lieten het maar zo.

Plekjes

Een tijdje later zag mijn vrouw dat ik nog meer plekjes onder mijn kin had. Ik had zelf nergens last van.
Ik kijk nooit onder mijn kin, dus laat die plekjes maar lekker zitten dacht ik.
Maar mijn vrouw was er ongerust over.
Ze heeft een avond zitten zoeken op internet. Moet je nooit doen, had ik nog tegen haar gezegd. Maar ja, net als Katrientje op dinsdag, vond mijn vrouw dat ik naar de dokter moest.
Bedankt hoor, internet.

Katten-aknee

De dokter keek onder mijn kin en zei dat ik katten-aknee had. Jeugdpuistjes. Zou ik dan in de puberteit zijn? Volgens mij niet, want ik was toen al een jaar of 8. Of 10.  Dat weet niemand precies, alleen ik. En ik hou het geheim!
De dokter maakte mijn kin schoon met pure al-ko-hol. Zo heette dat, zei hij. Het prikte aan mijn kin, en ook aan mijn neus en aan mijn ogen. En het rook vies. Mijn mensen zouden dat twee keer op een dag moeten doen.
Mijn man keek bedenkelijk, mijn vrouw zei niks. Ik ook niet.

Antibieotika

De al-ko-hol was snel bekeken. Ik verzette me niet, maar als mijn mensen het probeerden begon ik heel hoog te piepen. Ja, expres natuurlijk. Ik dacht dat ze dat zielig zouden vinden. Dat was ook zo.
Daarna hebben ze het geprobeerd met betadine, ook op zo’n rond wattendingetje. Dat vond ik niet nodig, maar ik vond het ook niet erg.
Elke dag werd mijn kin dus een paar keer schoongemaakt. Ik was er best snel aan gewend.
Gelukkig hoefde ik geen antibieotika, want dat had ik echt niet gewild. Dat moeten je mensen dan in je mond doen. Nou, dat dacht ik van niet. Mijn mensen waren dus ook blij dat dat niet hoefde.

Pukkels

Ik mocht van de dokter ook geen plestik bakjes meer om uit te eten of te drinken.
Alleen maar glas of aardewerk. Want van dat plestik kun je ook pukkels krijgen.
Geen probleem. Als ik maar mijn eten krijg.

Aanleg

We zijn nog een paar keer naar de dokter geweest vanwege mijn aknee.  Eén keer had ik zo’n grote pukkel dat ik een hele rare kin kreeg, en ervan ging kwijlen. En ik had er een keer een wondje bij mijn lippen, en mijn mensen maakten zich zorgen.
Maar elke keer bleken het weer die rare pukkels te zijn.
Het kwam van de zenuwen over alle veranderingen, zei de dokter. En ik had er aanleg voor. Daar was ik best trots op, dat ik ergens aanleg voor had!

Kaal

Ik denk dat ik wel een jaar lang pukkels heb gehad.  En de meeste tijd daarvan ook nog een kale buik. Niet dat ik zo ijdel ben, maar ik zag er toen niet op mijn allerknapst uit, denk ik.
Maar zo gaat dat als je verdrietig bent, en ook zenuwachtig.
Mijn Molletje was er toch niet meer om naar me te kijken, dus het kon me eigenlijk niet veel schelen.
En ik ben soowiesoo niet iemand die heel veel op uiterlijk let.
Ik ben meer van het innerlijk, en de fielosofie.

Knap

Met pukkels en een kale buik kun je net zo goed heel lief zijn en over het leven nadenken, vind ik.  Maar ik moet eerlijk zeggen dat het toch wel heel fijn is dat ik nu diepe gedachten hebt, en GEEN pukkels en GEEN kale buik.
Want je kunt best knap zijn van binnen, en dan ook nog van buiten!

katten acne

kater Bolle: ik heb maar anderhalf oor

anderhalf oor

Mensen en katten die mij voor het eerst zien, vragen vaak wat er met mijn oren aan de hand is. Of eigenlijk: wat er met mijn OOR is.

Ik heb namelijk maar anderhalf oor. Mijn rechteroor is een gewoon oor, maar mijn linkeroor is een half oor. Ik heb er zelf helemaal geen last van, en het doet ook geen pijn.
En als ik wil, kan ik alles horen.

Linkeroor

Ik kan me eigenlijk niet eens meer de tijd herinneren dat ik twee oren had.
Het is ook al best lang geleden.
Mijn oor is ooit afgeknipt toen ik bij de dierenarts was en narkoos kreeg. Toen haalden ze iets weg zodat ik geen kinderen meer kon krijgen (máken, zegt mijn vrouw. En het heet kastraatie). En ze knipten een stuk van mijn oor af.
Ik heb daar natuurlijk allemaal niks van gemerkt want ik sliep, van de narkoos.
Als je linkeroor is afgeknipt dan ben je een jongen, en als je rechteroor is afgeknipt ben je een meisje. Handig hè, zo hoef je daar nooit meer over na te denken!

Kinderen

Nou denk je misschien: maar waarom moet dat oor er af, en wat heeft dat met kindertjes te maken?
Eigenlijk heeft dat oor er ook niks mee te maken, maar de dokter doet dat bij katten die buiten wonen. Katten die geen huis hebben en die dat ook niet willen. Omdat ze het niet gewend zijn, of omdat ze bang zijn voor mensen. Maar die wél buiten gevoerd worden door mensen. Zo’n kat heet dan een WILDE kat.
Door dat oor kan iedereen zien dat je geen kinderen meer kan maken of krijgen, en dat er iemand is die een beetje voor je zorgt. Dus dat mensen niet de dierenarts of het asiel hoeven te bellen om te zeggen dat er een zwerfkat loopt.

Groep

Ik ben dus ook een wilde kat geweest. Het klinkt wel stoer, vind ik. Maar zo wild voelde ik me vaak helemaal niet.
Ik woonde buiten, in een groep van elf of twaalf katten.
En de meesten daarvan waren mijn eigen kinderen. Ja, ik heb het druk gehad, met mijn twee oren!

Buitenleven

Wij durfden allemaal niet in een huis te wonen, maar we kregen wél eten van hele lieve mensen. En er stonden een soort kleine piepschuimen huisjes in de tuin, waar we in konden slapen of ons konden verstoppen.

Maar ik kon daar niet meer blijven. Want mijn eigen zoons wilden me daar niet meer hebben. Ze vielen me steeds aan en probeerden me weg te jagen. Want nu ze volwassen waren, wilden zij de baas zijn, en de sterkste kater.
Zo gaat dat in de natuur. Nou, mooie boel dan, die natuur. Ik vond er niks aan.
En eerlijk gezegd was ik het buitenleven ook zat. Als het mooi weer is, is het fijn. Maar als het regent of stormt of koud is, is er niks aan. Dan zat ik maar in mijn piepschuimen huisje te wachten tot het over was. Er was verder tenslotte niks te doen. Zeker niet nu mijn oor er af was.

Molly

Dus ik ben daar weggegaan, op zoek naar een beter leven. Zo kwam ik bij mijn mensen terecht. En bij mijn grote liefde Molly. Het maakte Mol niks uit dat ik maar anderhalf oor had.
En trouwens, mijn Molletje was doof geworden, dus die had ook wat met haar oren!
Mol was een beetje bang omdat ze ineens niks meer kon horen en durfde niet meer in haar eentje de tuin in te gaan. Ik kon haar helpen door met mijn anderhalf oor voor ons tweetjes te luisteren naar alles wat je in de tuin hoort. En ik liet haar dan weten wat ik hoorde, en of we veilig waren. Dus zo hadden we samen toch weer complete oren!

Haartjes

Mijn mensen vinden het zo leuk dat er haartjes boven mijn afgeknipte oor uitgroeien. Mijn vrouw geeft mij vaak kusjes op mijn halve oor. Het hoeft voor mij niet echt, maar ik laat haar maar een beetje heen doen.
Mijn man zei in het begin dat er wel een érg groot stuk van mijn oor af is geknipt, en dat hij dat zielig vond.
Maar nu denken we eigenlijk nooit meer aan dat halve oor en valt het ons niet meer op. We weten niet meer beter.

En we weten alle drie dat ik alles kan horen. En dat ik niet luister als ik dat niet wil. Oor of geen oor.

kater Bolle: wat ik van knuffelen vind

knuffelen

Iedere kat vindt knuffelen leuk. Maar toch niet allemaal. En niet overal. En ook niet altijd.
En dan hangt het ook nog af van WIE met je wil knuffelen.

Dus zo makkelijk en vanzelfsprekend is het allemaal niet.

Kieskeurig

Ik knuffel zelf heel graag. Maar alleen met mijn eigen mensen. En ik zeg eerlijk: ik heb het moeten leren.
Toen ik bij mijn mensen kwam wonen wist ik helemaal niet dat het kon, knuffelen. En ik ben nog steeds heel kieskeurig over wie me aan mag raken.
Vreemde mensen durf ik meestal wel een kopje te geven, en ze mogen me ook nog wel één keertje over mijn hoofd aaien. Maar daar mee is het ook wel klaar. Want ik vind het niet kom-iel-foo dat mensen die niet de mijne zijn, me te lang aaien.

Mijn mensen

Ik heb twee mensen. Een mannetjes- en een vrouwtjesmens. Ik knuffel met allebei. En ik word dubbel geaaid!
Met mijn vrouw knuffel ik meestal buiten in mijn tuin, of op bed.
Buiten heb ik een stenen terras, en als mijn vrouw daar staat en me roept, kom ik altijd meteen naar haar toe. Meestal rol ik al snel op mijn rug, zodat ze mijn pluizige buik kan aaien.
Soms pakt ze dan mijn achterpoten en doet fietsbewegingen. Zo train ik ook nog mijn buikspieren!
In de zomer zitten mijn mensen vaak in mijn tuin, en zitten we met zijn drietjes op het grasveldje. Dat vind ik altijd erg gezellig, en dan ben ik altijd in de stemming om uitgebreid geaaid te worden. Of geborsteld, dat vind ik ook fijn. Als mijn vrouw me borstelt steekt ze éen hand naar voren en die was ik dan, terwijl zij mijn haar doet. Zo zien we er alletwee weer netjes uit.

Wappie

Op bed betekent voor mij ook knuffelen.
Ik slaap, nu het wat kouder en natter is, weer binnen. In de slaapkamer op het grote bed. Als ik dat wil, kijk ik naar mijn mensen en ga bij de slaapkamerdeur staan. Dan lopen ze al met me mee.
Ik wil graag dat ze dan eventjes naast me komen liggen op bed. Eerst ga ik heen en weer lopen over het bed, daarna ga ik op mijn buik liggen, en tot slot soms nog op mijn rug.
En dan wordt ik heerlijk geaaid.
Mijn man zegt vaak: “Steek je nou je tong naar me uit?”, maar dat is omdat ik door het aaien helemaal wappie ben geworden. Zo noemen wij dat. En als ik wappie ben, valt mijn tong vanzelf een beetje naar buiten.
En als ik héél erg wappie ben ga ik wel eens kwijlen. Maar goed, dat hoeft niet iedereen te weten toch?

Eskimoos

Mijn vrouw zei toen ik hier kwam wonen dat ik maar er aan moest wennen dat ik op mijn kop gekust wordt. Ze zei dat ze zich in alles aan me aan wilde passen, maar dat kussen moet nu eenmaal.
In het begin vond ik het eng. Maar ja, in het begin vond ik alles eng. Toen beet ik en krabde.
Maar nu vind het heerlijk om gekust te worden. Precies boven op mijn hoofd.
Mijn vrouw zegt weleens dat ik toch niet voor niks zo’n grote, platte, brede kop heb gekregen. Ik weet het niet hoor, zou dat echt zo zijn?
Als mijn vrouw een kusgeluidje maakt, steek ik mijn hoofd al omhoog en houd het schuin, zodat ze er makkelijk bij kan. En ik kus haar ook terug. Dan doe ik mijn mond een beetje open, en dan wrijf ik één keer links en één keer rechts langs haar neus. Met mijn mond. Zij geeft mij een paar kussen, en dan ik haar. Soms zegt ze dan: “Hè lekker Bolle, heb je net gegeten”. Ja, inderdaad, meestal wel.
Af en toe lik ik ook haar neus. Logisch, die steekt het meeste uit.
Bij mijn man was ik zijn handen elke ochtend, als hij me voor de eerste keer aait. Dan ruikt hij tenminste weer goed. En ik geef hem neusjes, als hij met zijn neus dicht bij de mijne komt. Dan zijn we samen Eskiemoos.

Wassen

Als mijn mensen een bepaalde plek op mijn rug aaien, ga ik me wassen. Elke keer weer.
Mijn vrouw vindt dat heel leuk, dus ze aait me daar meestal een aantal keren achter elkaar.
Mijn man zegt soms dat ze dat niet moet doen.
Maar ik denk altijd ach laat haar maar, als ze dat nou zo leuk vindt.
Mensen kunnen soms vreemde dingen grappig vinden, daar ben ik al lang aan gewend.

 

knufelen

Goed knuffelen

Ik vind aaien van mijn eigen mensen altijd wel prima, maar echt goed knuffelen is meer.
Goed knuffelen is dat je heeeel lang geaaid en gemasseerd wordt, met kusjes erbij, en overal, en heel aandachtig, en dat ik ook kusjes of neusjes geef, of likjes.
Dan ga ik heel hard spinnen, en steek mijn tong uit, en ik kwijl soms (nee hoor!).
Het is dat je bij elkaar hoort, en dat je elkaar lief vindt.

Dat had ik nou nooit gedacht, toen ik nog een zwerfkat was en altijd bang was voor mensen.
Maar nu zou ik het elke poes of kater aanraden, om te knuffelen met een mens!

Kater Bolle: ik heb mensen, een huis en ook een tuin

huis tuin mensen

Ik heb tegenwoordig mensen en een huis. Maar ik heb ook nog een tuin! Ik ben dus een binnen- en een buitenkater.
In de deur die mijn mensen gebruiken om in mijn tuin te komen, zit een speciaal deurtje voor mij. Een kattenluikje heet dat, zeggen mijn mensen.

Regen

Als het regent ga ik liever niet naar buiten.
Ik heb een vreselijke hekel aan nat worden, dus ik probeer dat zoveel mogelijk te voorkomen.
Maar ja, soms ben ik buiten en dan gaat het ineens regenen. En dan word ik dus nat.
Bah, dat vind ik toch zó vies! Vooral als ik echt natte pootjes heb, jakkes.
Maar ik wil ook niet dat mijn mensen me afdrogen met een handdoek. Want dat hoort nou eenmaal niet, vind ik.
Dus al met al is het lastig als het regent, het buitenleven.

Mooi weer

Maar in de zomer, als het mooi weer is, dan ben ik heel veel in mijn tuin.
Er staan allemaal manden en dozen. En er is een klein houten huisje. Dat huisje staat naast het grafje van Molletje, en Pop en Beer. En Billy ligt er vlakbij begraven.
Ik denk in dat huisje na over het leven en de liefde, en het waarom van alles. Daar kan ik lang over peinzen, want ik ben een heel gevoelige katerman. En niet dom, ook al zeg ik het zelf.

Wapperen

Als het echt héél warm is, slaap ik zelfs buiten. Ik slaap dan in mijn huisje, of in een mand. Heerlijk vind ik dat, een beetje kamperen lijkt het wel. O, over kamperen gesproken: ik heb zelfs een eigen kattentent!
Mijn mensen vinden het niet gezellig. Maar als ik vraag of ze ook in mijn tentje willen, zeggen ze nee.

Ik heb ook nog een mooi grasveldje.
Daar ga ik liggen als de zon schijnt. Dan blijft mijn onderkant een beetje koel van het gras, en de bovenkant wordt lekker warm van de zon.

Vaak ga ik dan op mijn rug liggen, met alle vier mijn pootjes wijd. Alles lekker laten wapperen.
En even pronken met mijn gezellig ronde, pluizige, blonde buik. Ik ben trots op mijn buik, en vind dat iedereen hem mag zien!

Eten

In mijn tuin groeit allerlei lekker eten.
Tussen de tegels komen mieren naar boven. Ik ga zitten wachten, en elke keer als er eentje naar boven komt, lik ik hem op.
Er zit niet veel vlees aan, maar het zijn er wel een heleboel. Ik zie het dan ook meer als een tussendoorsnekje, een soort eenhapskrekkertjes.
Er zijn nog meer insecten in de tuin. Die eet ik ook als ik ze te pakken krijg. Maar heel soms zit er eentje tussen die niet lekker is.
Ik zag een keer een soort gestreepte vlieg, met een stekel er aan. Hij liep door het gras. Mijn vrouw zag het ook, en zei “Bolle, je gaat toch niet….” maar toen had ik hem al ingeslikt.
Het deed pijn, en ik spuugde hem weer uit. Ik heb een half uur zitten spugen, en ik ging aan het gras likken. Mijn mensen waren een beetje paniekerig, en ik kreeg natvoer voor mijn neus gezet.
Dat heb ik opgegeten, en toen deed mijn mond geen pijn meer.
Een half uur later liep er weer zo’n prikding door het gras.
Ik wilde hem weer opeten, want misschien was déze wel lekker. En ik vind het zonde om goed voedsel te verspillen. Maar mijn vrouw zette er een beker overheen zodat ik hem niet kon eten. Ze zei iets over ezels en stenen en twee keer ofzo, maar ik denk dat het erom ging dat ze die prikker zelf op wilde eten. Kinderachtig vind ik dat, want ik zag hem het eerst.
Vogels vang ik niet, want daar kan ik niet bij. Ik kan toch zeker niet zo hoog in de lucht springen?
Muizen vang ik ook niet, want die zijn veel te snel.
Ratten lukt me weleens, maar dat heb ik al een keer verteld.

Water

Water drink ik ook in de tuin. Er staan allemaal bakken, dus ik heb keuze genoeg.
Het fijnste vind ik het als het water al een tijdje heeft gestaan en helemaal ondoorzichtig groen is. Dan weet ik zeker dat het lekker is, en schoon.

Voeten

O ja, en dan heb ik ook nog mijn wc in de tuin. Tussen allemaal struiken.
Ik ga altijd op dezelfde plek, en laat het dan zo liggen. Dan weten andere katten dat het mijn tuin, mijn huis en mijn mensen zijn.
Af en toe loop ik door mijn eigen toilet heen, per ongeluk. Dat kan de beste gebeuren, vind ik. Slijt er vanzelf weer af. En dan ga ik naar binnen, op bed liggen bijvoorbeeld.
Nou, dan moet je mijn vrouw horen! Dan gaat ze met vieze doekjes mijn voeten schoonmaken.
Die doekjes die stinken naar citroen ofzo, daar worden mijn voeten pas écht vies van!
Ik verzet me dan ook altijd, want ik wil geen citroenvoeten. Maar meestal wint zij uiteindelijk.

Binnen

Al met al vind ik dat ik een mooie tuin heb. En ik vind het altijd jammer als het te koud of te nat wordt om buiten te zitten.
Maar ik loop elke dag wel even een rondje, om alles te controleren. Ik geef alles kopjes, ik krab overal eventjes, en ik ga naar mijn wc.
Dat hoort nou eenmaal zo als landeigenaar, vind ik.
En daarna kruip ik binnen lekker bij de verwarming.

kater Bolle: over bang zijn en een thuis vinden

bang zijn

Bert schreef deze week iets over bang zijn, en Loesje ook. Bang zijn begrijp ik heel goed. Het is helemaal niet fijn. Maar soms kan je het ineens zijn.

Bang

Vroeger was ik de hele tijd bang.
Voordat ik in mijn huis van nu kwam wonen, heb ik al ergens gewoond. Ik wil niet zeggen waar dat was, want ik wil er liever niet meer aan denken. Ik was daar heel bang geworden voor mensen. Want mensen slaan en schoppen, vooral manmensen. Daarom wilde ik niet meer in een huis wonen, en bleef buiten in de tuinen wonen.
Tot ik mijn grote liefde Molly zag. Bij haar durfde ik wel in huis te wonen. En als zij de mensen die er bij hoorden lief vond zou ze wel gelijk hebben, dacht ik.
Ik vond het wel eng. Super eng. Gelukkig durfde Molly zomaar alles in huis, en hielp ze mij door er gewoon te zijn.

Molletje

Tot ze een hele mooie ster werd. Toen was ik ineens alleen. Met mensen, die nu ineens alleen van mij waren.

Ik was stiekem heel blij dat ik een huis had, maar ik durfde er niet op te vertrouwen dat ik mocht blijven. En dat mijn mensen me geen pijn zouden gaan doen.
Het eerste jaar zat ik alleen op mijn krabkarton, of op bed – als mijn vrouw me daar op tilde. Verder ging ik nergens kijken in huis, want ik was bang dat ik dan straf kreeg.
Ik was zó moe van alles wat ik had meegemaakt dat ik alleen maar sliep en at.

En ik zocht mijn Molletje. Maar ik kon haar niet meer vinden. Alleen haar geur was er nog, en de herinneringen aan haar. En dat mijn mensen moesten huilen. Dat begreep ik heel goed, want ze misten haar ook.

Au

Als mijn vrouw me aaide, ging ik spinnen. En daarna beet ik, of ik krabde. Dan had mijn vrouw een bloederige kras, of een rij tandjes in haar arm.
Mijn vrouw stopte dan met aaien en zei “Au!” En wilde me eventjes niet meer aaien. Dat snapte ik heus wel, dus na een tijdje hield ik op met bijten en krabben. Want ik wilde mijn vrouw geen pijn doen, maar ik wilde wél geaaid worden.
Eén keer trok mijn vrouw haar riem uit haar broek terwijl ze me aankeek. Toen ben ik op mijn buik naar buiten gekropen, zo bang was ik. Mijn vrouw moest een beetje huilen en probeerde me weer naar binnen te lokken. Ze zei dat ze er helemaal niks mee bedoelde. Maar ik durfde pas na een half uur terug te komen.

Verleden

Als mijn man zijn jas aandeed, of een colbert, raakte ik elke keer zo in paniek dat ik laag bij de grond naar buiten rende. Ik zag dan niet meer dat het mijn man was, maar ik was dan helemaal terug in het verleden. Ik zag alleen de vorm van een manmens. Die me pijn ging doen.
Dus deed mijn man zijn jas of colbert niet meer aan in huis, maar pas op de gang.
Ook het ritselen van die jas vond ik al eng, of het ritselen van een plastic zak, of het ritselen van papier, of als mijn mensen bewogen, of als ze hoestten. Gewoon alles, eigenlijk.
Zo is het een hele tijd gegaan, ik denk in mensentijd wel een jaar.
Het was voor ons alledrie geen makkelijke tijd.

Eieren

Ik weet echt wel dat mijn vrouw het er erg moeilijk mee had. Ze vond het erg dat ik zo bang was. Soms zei mijn vrouw dat ze de hele tijd op eieren moesten lopen. Maar die heb ik nooit zien liggen.
Een keer zei mijn vrouw dat ik misschien beter ergens anders kon gaan wonen, waar ik niet bang zou zijn. Toen werd mijn man boos, en zei waar dan? Dat ik ergens anders nóg banger zou zijn, en dat ik toch zelf hier wilde wonen, en binnen bleef komen.

Ja, dat is waar. Dat bleef ik ook doen. Ik was mijn mensen aan het uittesten, of ik op ze kon rekenen.

Thuis

bang zijnNa zo’n anderhalf jaar van uitproberen durfde ik er uiteindelijk op te vertrouwen dat ik veilig was en dat ze me geen pijn zouden doen. En dat ik mocht blijven.

Soms schrik ik nog wel eens hoor, maar niet meer zo vaak.

Tegenwoordig was ik mijn man, en ga ik op mijn rug liggen zodat mijn vrouw mijn buik kan kussen en dan was ik haar haar.
Ik lig languit op bed, of opgerold in één van mijn vier mandjes, of ik ga op de krant liggen die mijn vrouw aan het lezen is.
Ik kom hard aanrennen als ze me roepen in de tuin.
Ik speel het spel met de veer, en durf daar om te vragen.
Ik maak kikkersprongen op het bed.
Ik kruip naast mijn man als hij in zijn eentje in bed ligt.
Ik ben thuis.