Tag archieven: buitenkat

Kater Bolle over waarom je als kater geopereerd wordt

kater
Deze week moest Dorus, van de blog, naar de dierendokter. Hij moest geopereerd worden, dat heet cas-tra-tie. Het was heel spannend omdat hij misschien ziek kon worden. Maar gelukkig is alles goed gegaan, daar zijn we met zijn allen superblij om!

Misschien vraag je je afwaarom het zo belangrijk is dat een jongenskater wordt gecastreerd.  Dat ga ik vertellen, als ervaaringsdeskundige.

Met zijn duizenden

Ik ben zelf ook geholpen, zo noemen mensen dat. Bij mij kun je dat zien aan mijn linkeroor. Daar is een stuk af. Dat is gebeurd toen ik nog zwerfkater was. Door dat oor kan iedereen zien dat ik een geholpen jongen ben, die door een vast iemand gevoerd werd.
Toen ik nog intact was (dat betekent dat je alles nog hebt) en buiten woonde heb ik minstens tien kinderkatjes gemaakt. En ik had er best nog wel een stel willen maken, zoveel werk was dat tenslotte niet.
Maar mijn mensen hebben me uitgelegd dat het juist goed is dat ik toen geopereerd ben. Want, zeggen ze, mijn kinderen en ik woonden buiten en waren allemaal niet geholpen. We waren met zijn twaalven, en mijn kinderen konden ook al weer kindjes krijgen. Als we zo door waren gegaan waren we nu wel met zijn duizenden geweest. Waar hadden we dan ooit moeten wonen, met zoveel katten?

Bijten

Alle mankaters uit de groep waren ook nog eens agressief. Ikzelf ook, als ik eerlijk ben.
Ik beet beivoorbeeld iedereen. Ik beet zo hard en zo diep mogelijk. Mens of kat, dat maakte katerme niks uit.
Dat ging zo totdat we met zijn allen gevangen werden en geopereerd werden.
Toen ik uit mijn kooi werd gehaald heb ik een hap uit de schouder genomen van de vrouw die me optilde. Ik heb echt goed doorgebeten, het was een diepe wond. Kun je nagaan hoe bang en boos ik toen was.

Daar kun je niks aan doen als kater, als je alles nog aan je lijf hebt hangen. Je hebt nou eenmaal veel mannelijke mormonen, dat heet tes-tos-te-ron. En dat maakt dat je maar twee dingen wilt: kitkatjes maken en vechten. Je wilt met alles en iedereen vechten. En dan niet zachtjes een tikje geven. Nee, je doet bijten en krabben en schoppen. Intacte katers vechten met elkaar tot één van de twee niet meer leeft. Daarom blijven ze hun hele korte leven eenzaam. Logies, als je alleen maar vecht.
Een mankater die niet gecastreerd wordt en altijd buiten woont wordt gemiddeld maar een jaar of drie. Ja eerlijk waar, erg hè! Dat komt door al dat vechten. Zo’n kater krijgt wonden die gaan ontsteken en hij wordt steeds zwakker. Ook kan hij allerlei ziektes krijgen door het vechten, die niet kunnen genezen. Die ziektes geeft hij ook door aan andere katten, en aan zijn kindertjes.

Op zoek

Nou kun je denken: ja, maar mijn kat woont binnen. Daar kan hij niet overal kindertjes maken, dat is waar. Maar een kater met alle onderdelen probeert alles om uit huis te komen als hij een poesendame ruikt. Hij klimt uit het raam, springt van het balkon af of rent de deur uit. Als zo’n kater naar buiten mag, gaat hij zwerven. Hij gaat op zoek naar dames en een eigen terrietoorium.

Sproeien

En een kater-met-alles-er-op-en-er-aan doet nog iets: hij doet sproeien. Hij tilt zijn staart omhoog en spuit een spulletje tegen van alles aan. Zodat iedereen weet dat hij daar woont en de baas is.
Als dat in je huis gebeurt, is dat niet zo fijn. Mijn vrouw vertelde me dat er vroeger een kater woonde die bij stiekum ons in huis binnenkwam door het kattendeurtje, en dan snel sproeide. En volgens haar kon je dat al door de deur heen ruiken, zo sterk rook dat. Kattenpies in het kwadraat, zei ze. De kater gaat daar zelf ook naar ruiken. Wij katten weten daardoor dat het een gevaarlijke kater is en hebben respekt. Maar voor mensen is die lucht echt supervies.

Natuur

En toch zijn er mensen (vaak mensenmannen zegt mijn vrouw, want die herkennen iets) die het zielig vinden als een kater moet knikkeren bij de dierendokter. Of ze vinden het onnatuurlijk.
Maar er is niks zieligs aan. Een kater die in zijn eentje langzaam doodgaat doordat hij overal ontstoken wonden heeft en allerlei ziektes, dat is zielig. Of kinderkatjes die geboren worden en geen huis krijgen. Een jonge poes van 6 maanden die alweer een berg kindertjes krijgt, dat is ook zielig. En katten die kindertjes zijn van broers en zusjes, of van neven en nichten (dat heet inteelt). Ik heb zelf een rare mond en kromme benen daardoor. Maar je kunt echt heel erg gehendikept zijn, ook in je hoofd.
En onnatuurlijk? De natuur is keihard, daar weet ik zelf alles van. Dat is geen feestje, en zeker weten niet voor katten die niet geholpen zijn. Die hebben een zwaar en kort leven in die natuur. En een kat die in huis woont is toch al niet echt natuurlijk natuurlijk – ja, die twee keer natuurlijk hoort zo!

Kompakt

Je hebt ook mensen die bang zijn dat hun kater zonder sambaballen heel dik en sloom wordt.
katerNou, denk ik dan, kijk eens naar mij! Ben ik dik en sloom?
Ja, zegt mijn vrouw. Maar dat komt door mijn karakter, en omdat ik verwend wordt. Ik was zelfs toen ik mijn hele hebben en houden nog had al kompakt. Maar dat hoeft helemaal niet te gebeuren. Ik ken ook geholpen katers die heel slank zijn, en nog superdruk.
Zelf vind ik bovendien: liever rond en veilig, dan spijkergespierd en een kort leven met veel pijn.

Dus al met al is het veel beter om als kater geen kokosnoten te hebben. Ikzelf heb mijn onderdelen, na de eerste schrik, geen moment gemist.

kater Bolle over: binnenstebuiten

buitenNu het feest van het jaar voorbij is, met al dat knallen, mag ik gewoon weer naar buiten. De ochtend na dat feest heb ik lekker op mijn terras gezeten en over mijn land uitgekeken.

En ik ben blij dat ik weer kan patroejeren in mijn tuin.
Ik ben een echte buitenkat. Maar de andere katten van de blog zijn binnenkatten.
Toen dacht ik ineens hoe zit dat nou precies, met binnen of buiten. En waarom zit dat zo.

Roepen

Ik mag zelf altijd naar buiten. Ik heb daar ook mijn eigen deurtje voor.  Mijn mensen hebben mij nog nooit verboden naar buiten te gaan.
Met het feest van dat geknal blijf ik uit mezelf al binnen. Ik blijf eigenlijk ook altijd in mijn tuin. Of vlakbij, op het dak van het schuurtje.
En als mijn mensen me roepen, dan kom ik.
Het heeft wel even geduurd voordat ik snapte wat ze bedoelden. Dan hoorde ik mijn vrouw roepen of fluiten, en dan dacht ik “wat is er allemaal aan de hand?” Maar na een tijdje had ik door dat ze dan graag wilden dat ik naar ze toe kwam. Dus dat doe ik nu. Meestal.

Buiten

Ik ben geen kat die veel op avontuur gaat, dat vind ik veels te eng. En ik heb al genoeg avonturen beleefd toen ik nog buiten woonde.
Maar mijn mensen hebben gehoord dat als ik binnen moet blijven, ik de hele boel kapot maak. Dat ik dan een sloper word. Omdat ik bang ben dat ik gevangen word. En dat er iets gaat gebeuren. Iets engs, en iets met pijn.
Gelukkig dus maar dat ik bij mijn mensen altijd naar buiten mag!

Binnen

Popje en Molletje en GroteBeer, die nu prachtige sterren zijn, mochten ook bijna altijd naar buiten. Maar soms niet. Met storm, of met dat feest van dat het een jaar is, of als ze naar de dierendokter moesten en niks mochten eten, dan moesten ze binnen blijven.
Mijn mensen zeggen dat dat altijd een drama was.

Deurtje

Mol legde zich er wel bij neer. Maar ze was boos, en wilde geen knuffels van mijn mensen.
GroteBeer heeft een keer stilletjes het luikje open gepeuterd en was ineens verdwenen. Hij ging altijd overal krabbelen om een gaatje te vinden om toch naar buiten te kunnen.
Als ze ’s nachts binnen moesten blijven kon niemand slapen. Want Pop en Beer gingen de hele tijd mauwen en over het bed (en mijn mensen) heen lopen. En aan het deurtje krabbelen. En tegen het deurtje aantrappen. En aan de ramen peuteren. En aan mijn mensen peuteren.

Popje

En Popje, die arme Popje, die werd ZO vreselijk bang.
Popje was heel lief en knuffelig. Hij sliep met zijn voorpootjes om de nek van mijn vrouw heen, of bovenop mijn man. En het was een heel vrolijk ventje, zegt mijn vrouw.

Als hij maar gewoon naar buiten mocht. Dan kwam hij om het half uur even naar binnen om een knuffel te halen, en ging dan weer naar de tuin in.
Maar als hij binnen moest blijven, werd hij echt superSUPERbang. Hij kwijlde zich dan helemaal onder, liep met zijn tongetje naar buiten heel hard te hijgen en ging zich in hele kleine hoekjes verstoppen.
Hij was niet meer te bereiken, voor niemand. Hij was alleen maar één grote klomp angst.
Pop bleef de hele tijd dat hij binnen moest blijven zo bang. Dat was echt heel erg verdrietig, zeggen mijn mensen. Ze moesten er altijd stilletjes van huilen. En nu nog steeds, als ze er aan denken. Want dat wil je natuurlijk niet, dat iemand zo bang is!

Zelfs de dierendokter zei dat het niet goed was om Pop binnen te houden, als hij zo angstig was.
Met dat geknal moest het wel. Maar als hij ziekjes was, of pijn had, niet. En hij had best wel eens pijn, omdat hij niet zo handig was. En dus viel, of bleef haken aan iets. Mijn mensen noemden hem altijd een brokkenpiloot. Terwijl hij volgens mij helemaal geen vliegtuig had!

Straat

O ja, en ik snap best dat het ook belangrijk is waar je naar buiten gaat.
Ik kan hier de tuinen niet uit, dus ik kan gelukkig niet de straat op ofzo. Want dat is gevaarlijk, dat weet ik wel heel zeker.

Eigen verhaal

Ik denk dus dat het zó zit: voor veel katten is het binnen veilig, maar je hebt ook katten die zich alleen veilig voelen als ze naar buiten mogen. Sommige katten willen niet eens naar buiten, en andere katten niet naar binnen. Het komt denk ik door wat je gewend bent, als kat. Door wat je hebt meegemaakt in je leven.
En dat is voor elke kat weer anders.
Elke kat heeft een eigen verhaal.
En mijn verhaal is dat ik naar buiten wil. Maar niet als het regent!

Als binnenkater kijk ik naar buiten

binnenkater  Ik ben een binnenkater en ik kijk naar buiten. Dat is om op de hoogte te blijven van de dingen in de straat. En de straat is de wereld dus ik ben een binnenkater die de dingen snapt.

Mensen vragen me weleens of ik naar buiten wil. Nou nee. Vroeger had ik geen thuis en toen moest ik op straat zwerven en dat was heel moeilijk. En nou ben ik binnen met lekker eten en knuffels en zachte kussens om op te slapen en iemand die van mij houdt. Dus ik ben het liefste binnen. Maar ik ben wel nieuwsgierig naar buiten.

Snuiven

Soms staat het raam op een kier, ik kan er dan niet met mijn kop door alleen met een  stukje. Neus en snuit zeg maar. Dan snuif ik de buitenlucht op. Lekker diep dat ik het helemaal goed kan ruiken.  Ik kan dan gemakkelijk een uur in de vensterbank zitten snuiven en voelen wat het is. Door vroeger snap ik de luchten.  Elke lucht betekent weer wat anders en  dat herinner ik me van vroeger.

Kijken

Als het raam dicht is, dan zit ik naar buiten te kijken. Naar de straat. Gisterochtend was het heel moeilijk voor de mensen in de straat. Het was donker en het regende en waaide, ze keken allemaal raar.  Ja, dat is de straat. De straat is moeilijk. Voor iedereen weer op een andere manier.  Dat snap ik wegens vroeger, zonet zei ik het al.

Zon

Het fijnste is als er hele zachte zon is, daar ga ik dan in liggen slapen op mijn tapijtje. Of op mijn kussen als de zon daar is. Dan heb ik binnen en buiten tegelijkertijd.

Sommige katten zijn gewoon gelukkig als binnenkat, en ik ben dat ook. Alleen wil ik wel op de hoogte blijven van wat er buiten gebeurt. Dus daarom zit ik ook in de vensterbank.