Mensen en katten die mij voor het eerst zien, vragen vaak wat er met mijn oren aan de hand is. Of eigenlijk: wat er met mijn OOR is.
Ik heb namelijk maar anderhalf oor. Mijn rechteroor is een gewoon oor, maar mijn linkeroor is een half oor. Ik heb er zelf helemaal geen last van, en het doet ook geen pijn.
En als ik wil, kan ik alles horen.
Linkeroor
Ik kan me eigenlijk niet eens meer de tijd herinneren dat ik twee oren had.
Het is ook al best lang geleden.
Mijn oor is ooit afgeknipt toen ik bij de dierenarts was en narkoos kreeg. Toen haalden ze iets weg zodat ik geen kinderen meer kon krijgen (máken, zegt mijn vrouw. En het heet kastraatie). En ze knipten een stuk van mijn oor af.
Ik heb daar natuurlijk allemaal niks van gemerkt want ik sliep, van de narkoos.
Als je linkeroor is afgeknipt dan ben je een jongen, en als je rechteroor is afgeknipt ben je een meisje. Handig hè, zo hoef je daar nooit meer over na te denken!
Kinderen
Nou denk je misschien: maar waarom moet dat oor er af, en wat heeft dat met kindertjes te maken?
Eigenlijk heeft dat oor er ook niks mee te maken, maar de dokter doet dat bij katten die buiten wonen. Katten die geen huis hebben en die dat ook niet willen. Omdat ze het niet gewend zijn, of omdat ze bang zijn voor mensen. Maar die wél buiten gevoerd worden door mensen. Zo’n kat heet dan een WILDE kat.
Door dat oor kan iedereen zien dat je geen kinderen meer kan maken of krijgen, en dat er iemand is die een beetje voor je zorgt. Dus dat mensen niet de dierenarts of het asiel hoeven te bellen om te zeggen dat er een zwerfkat loopt.
Groep
Ik ben dus ook een wilde kat geweest. Het klinkt wel stoer, vind ik. Maar zo wild voelde ik me vaak helemaal niet.
Ik woonde buiten, in een groep van elf of twaalf katten.
En de meesten daarvan waren mijn eigen kinderen. Ja, ik heb het druk gehad, met mijn twee oren!
Buitenleven
Wij durfden allemaal niet in een huis te wonen, maar we kregen wél eten van hele lieve mensen. En er stonden een soort kleine piepschuimen huisjes in de tuin, waar we in konden slapen of ons konden verstoppen.
Maar ik kon daar niet meer blijven. Want mijn eigen zoons wilden me daar niet meer hebben. Ze vielen me steeds aan en probeerden me weg te jagen. Want nu ze volwassen waren, wilden zij de baas zijn, en de sterkste kater.
Zo gaat dat in de natuur. Nou, mooie boel dan, die natuur. Ik vond er niks aan.
En eerlijk gezegd was ik het buitenleven ook zat. Als het mooi weer is, is het fijn. Maar als het regent of stormt of koud is, is er niks aan. Dan zat ik maar in mijn piepschuimen huisje te wachten tot het over was. Er was verder tenslotte niks te doen. Zeker niet nu mijn oor er af was.
Molly
Dus ik ben daar weggegaan, op zoek naar een beter leven. Zo kwam ik bij mijn mensen terecht. En bij mijn grote liefde Molly. Het maakte Mol niks uit dat ik maar anderhalf oor had.
En trouwens, mijn Molletje was doof geworden, dus die had ook wat met haar oren!
Mol was een beetje bang omdat ze ineens niks meer kon horen en durfde niet meer in haar eentje de tuin in te gaan. Ik kon haar helpen door met mijn anderhalf oor voor ons tweetjes te luisteren naar alles wat je in de tuin hoort. En ik liet haar dan weten wat ik hoorde, en of we veilig waren. Dus zo hadden we samen toch weer complete oren!
Haartjes
Mijn mensen vinden het zo leuk dat er haartjes boven mijn afgeknipte oor uitgroeien. Mijn vrouw geeft mij vaak kusjes op mijn halve oor. Het hoeft voor mij niet echt, maar ik laat haar maar een beetje heen doen.
Mijn man zei in het begin dat er wel een érg groot stuk van mijn oor af is geknipt, en dat hij dat zielig vond.
Maar nu denken we eigenlijk nooit meer aan dat halve oor en valt het ons niet meer op. We weten niet meer beter.
En we weten alle drie dat ik alles kan horen. En dat ik niet luister als ik dat niet wil. Oor of geen oor.