Het is maar goed dat ik niet heel dun ben van mezelf, en dat ik dus reserve heb. Want ik ben een beetje ziek geweest.
Spugen
Alles wat ik at, kwam er meteen weer uit. Aan de voorkant, uit mijn mond. Maar echt keihard, het ging alle kanten op.
Ik deed één dag meteen spugen als ik iets at. Steeds opnieuw, overdag en in de nacht.
De tweede dag was ik ineens bijna de oude Bolle. De derde dag moest ik toch weer spugen. De vierde en de vijfde dag ook nog een beetje. En nu niet meer, gelukkig.
Nooit straf
Maar weet je wat nou zo gek is?
Als ik een beetje ziekies ben, denk ik meteen dat ik straf krijg. Omdat ik alles vies maak.
Ik heb nooit straf gekregen van mijn mensen. Mijn vrouw heeft me heel vaak gezegd dat ik nooit straf krijg.
Popje en Beer en mijn Molletje deden ook nooit iets fout, vinden mijn mensen. En die maakten toch wel eens dingen kapot. Nou ja, vooral Pop dan. Hij had beivoorbeeld de hele bank kapot gemaakt. Hij had aan alle hoeken de stof eraf gekrabd, en ook de vulling. Daar moesten mijn mensen juist om lachen.
Ik zou zoiets niet durven, denk ik.
Voordat ik bij mijn mensen woonde kreeg ik wel straf. Als ik iets kapot maakte of iets vies maakte. Daar wil ik liever niet aan denken maar dat doe ik soms toch, per ongeluk. Ik denk aan klappen en trappen die ik kreeg, of aan de riem.
Vooral als ik ziek ben, voelt het net alsof ik daar weer ben. Ik word dan een beetje bangig en ik denk dat ik alles fout doe.
Buiten
Vorige week ook, toen ik ziek was. Ik durfde niet zo goed in huis te blijven, als ik steeds moest spugen. Ik schaamde me voor mezelf. Dus ik ging naar buiten en lag in de regen in mijn huisje.
Mijn mensen vonden het heel erg dat ik me schaamde. Ze kwamen me steeds weer naar binnen halen. Ze gaven me de hele tijd heel veel kusjes, en zeiden dat het helemaal niet erg was dat ik moest overgeven. Ook al was het midden in de nacht, of op het grote bed. Ze vonden het alleen vervelend voor mij.
Ze tilden me steeds weer op het grote bed. Mijn vrouw had handdoeken onder me neergelegd, en die heb ik gelukkig wel schoon kunnen houden. Ik gaf steeds presies daarnaast over, en daar was ik best trots op. Ik begreep dus niet helemaal waarom mijn vrouw er om moest lachen.
Mijn man heeft ’s nachts steeds de vloerbedekking schoongemaakt, als ik moest spugen. En daarna tilde hij me op het grote bed en aaide me. Dat vond ik heel gezellig en ik bleef dus op het bed liggen. Ik kroop tegen de benen van mijn mensen aan, en we hebben ekstraveel geknuffeld.
Ik heb heel veel kusjes terug gegeven, en ik heb mijn mensen gewassen.
Ik heb elke nacht bij mijn mensen op bed geslapen. Dat voelt veilig, zo met zijn drietjes.
Soepjes
Mijn mensen gaven me steeds soepjes van natvoer, en maar ieniemienie beetjes. Dat ging goed, dat vond mijn buik fijn.
Ze hebben goed opgelet dat ik niet uitdroogde. Dat kunnen je mensen voelen als ze een stuk vel omhoog trekken en weer los laten. Het vel moet meteen weer terugzakken, legde mijn vrouw me uit. Als je vel eventjes rechtop blijft staan, heb je te weinig vocht in je lijf.
Ik vond het niet nodig, dat gepluk aan mijn vel, maar ik snapte het wel.
Patroejeren
Mijn mensen hebben ook opgelet dat ik geen koorts kreeg. Dat kunnen ze voelen als ze aan je oren voelen. Als je oren erg heet aanvoelen, heb je koorts. Er is nog een manier om je koorts op te meten, maar daar doe ik dus echt niet aan!
En natuurlijk zouden ze meteen met me naar de dierendokter gaan als ik heel slap zou worden, of niet meer wilde eten, of alleen nog maar zou liggen suffen.
Ik heb dit eerder gehad, en toen zei de dierendokter dat het een vierusje was.
Bovendien wilde ik steeds gewoon eten, en bleef ik ook in mijn tuin patroejeren, en zelfs met de veer spelen. Tot ik opnieuw moest spugen.
Beter
Nu ben ik weer beter. Daar zijn mijn mensen heel blij mee, en ik ook. Want dat je gezond bent is niet zomaar gewoon. Kijk maar naar beebie Pop en Katrientje, die waren ziek en werden niet meer gezond. Terwijl ze dat zeker weten wel probeerden te worden. En hun mensen hoopten dat dat zou gebeuren. En toch werden ze niet meer beter.
Dus ik weet dat het heel biesonder is, als je gezond bent. Ook al denk je daar vaak niet over na.
Gezond
Nu alles weer goed is ben ik ook niet meer bang dat ik straf krijg. Ik weet weer dat ik bij mijn mensen woon, en dat ik niks fout doe. En dat als ik toch iets fout doe, ik geen straf krijg. Meestal weet ik dat wel. Maar soms vergeet ik het eventjes.
Maar als ik het dan weer weet ben ik helemaal blij. Dan doe ik rennen en springen en spelen.
En kusjes geven en likjes.
Want ik ben veilig. En ook nog gezond.