Categorie archieven: Japie

Japie: hoe het sprookje verder gaat

sprookje Weten jullie nog hoe ik eerder vertelde over dat verdwaalde katertje dat per ongeluk in het bed van een egel was gekropen? Kraaloog blijkt geen kwaad in de zin en wil hem juist helpen zijn familie terug te vinden. Deze keer laat ik weten hoe het sprookje verder gaat.

Rare snuiter

‘Hey jongens, kom eens hier. We hebben een vreemde vogel in ons midden.’ ‘Ik ben geen vogel!’, piepte het katertje verschrikt, ‘ik ben een kat! Hoor maar, ik kan heel hard miauwen.’
Met alle kracht die hij nog in zich had, brulde hij keihard “MEOW”, om daarna buiten adem te vragen: ‘Wat voor geluid maken jullie?’ Kraaloog krabbelde eens tussen zijn stekels en liet toen weten dat egels alleen maar geluid maken als ze een lekker wijfie willen furleiden. ‘Dat is iets over blommetjes en bijtjes, Kleintje. Als jij later een grote kater bent, kom je daar vanzelf wel achter. Laten we je eerst maar eens thuis zien te krijgen.’

Berg eten

Kraaloog trommelde zijn stekelige vrienden bij elkaar. Vanuit alle hoeken kwamen ze onder bergen blaadjes vandaan. Hoe kon het dat ik hen niet eerder had gezien? Meowsgierig besnuffelden ze me – eh… het katertje. Oeps, heb ik me toch bijna vermiauwd – van alle kanten. ‘Het is wel een rare hoor’, zei de een. ‘Hij heeft geen stekels’, ging de ander verder.
sprookje‘Wat moeten we met hem?’, vroeg weer een ander. ‘Wij gaan hem helpen!’, zei Kraaloog resoluut. ‘Kleintje is moe, heeft het koud, zijn maag rammelt en hij heeft helemaal niemand meer. Nu heeft hij ons. Om te beginnen gaan we een maaltje voor hem verzamelen.’ Kordaat waggelde Kraaloog weg. Vertwijfeld keken de andere stekels hem na, maar volgden snel. Stuk voor stuk legden ze wriemelende wormen voor het katertje neer. Met daarboven op knisperende vliegen en glanzend groene kevers. Tot slot een lading glibberige slakken. De berg was zo hoog dat het katje er niet meer over heen kon kijken. Zoveel eten had hij nog nooit in zijn hele leven bij elkaar gezien.
Het katertje durfde het bijna niet te zeggen: ‘Eh, meneer Kraaloog, ik heb nog nooit wormen gegeten. Of vliegen. Waar smaken die naar?’ ‘Eet nou maar gewoon op, Kleintje, daar word je groot en sterk van.’ Het hongerige katje at en at tot hij niet meer kon. Toen hij de laatste slijmerige slak had weggewerkt, viel hij met een buik zo groot als een ballon in een diepe slaap.

sprookjeKleintje

Terwijl het katertje sliep, hielden de Stekels beraad en maakten een ambitieus plan. Ze zouden Kleintje meenemen naar de tuin waar zij ieder donker samenkomen. In de tuin vol struiken waar ook van die wollige vierpoters lopen, net als Kleintje, maar dan groter. En waar altijd knabbels staan. Geurige knabbels die worden neergezet door een mens. Dat mens zou vast wel raad weten met dat katertje.

Wordt nog een keer vervolgd?

Ik rek me eens lekker uit. Het is mooi geweest voor vandaag. Voor de zekerheid slaat menslief het furhaal vast op voordat ze voorzichtig informeert: ‘Stopt het sprookje hier, Japie?’ Een stomme vraag als je het mij miauwt.
‘Iedereen snapt toch wel dat jij dat mens bent en dat ik dat katertje was. Iedereen weet toch al hoe het afloopt?!’
Mo schudt haar hoofd.
sprookje‘Dat is raar, Japie. Sprookjes eindigen altijd met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. Zullen we het nog even afmaken?’
Ik wil niet toegeven dat ik even niet weet hoe ik een eind moet meowen aan dit sprookje. Misschien volgende keer. Het is nu tijd om wat te snacken. Ik heb razende honger gekregen van dit furhaal. Zolang het maar geen slakken zijn, want die blief ik echt niet meer.

Koppie van Japie

Japie en: Van bloK naar bloG

Japie Wauw miauw, wat een hoop leuke en lieve reacties op mijn eerste furhaal. Ik ben er helemaal stil van. Terwijl mijn snorharen glimmen van trots zie ik mijn mens wit wegtrekken. Zweetdruppeltjes parelen op haar voorhoofd.

‘Wat is er aan de poot, Mo?’, miauw ik haar. ‘Het is toch hartstikke leuk dat iedereen zo enthousiast is?!’ Ze mompelt iets over een schrijversblok. Ik snap er helemaal niks van. We gebruiken helemaal geen blok om mijn furhaal op te schrijven. De letters komen uit een toetsenbord. ‘Wat bedoel je precies met een schijfblok?’, vraag ik. ‘Dat is dat je niet kunt schrijven, Japie, dat alles in je hoofd blokkeert, zodra je wilt gaan schrijven.’

JapieWaargebeurd

Ik vind het klinkklare onzin en laat dat in duidelijke miauws aan haar weten. ‘Het is mìjn blog! En ik heb geen last van een blok. Ik ben juist de frisse wind die je nodig hebt om al die spinnenwebben uit je hoofd te blazen. Kom op, we gaan aan de slag! Waar zullen we starten? Met waar ik vandaan kom? Of over mijn hobby’s? Wie mijn familie is, wie mijn furriendjes zijn? Genoeg om over te furtellen. Zowiezo wil ik iedereen dank je wel meowen, omdat ze zo uitbundig zijn over mijn debuut.’ Onder de indruk van mijn betoog drukt ze het knopje van de computer in. Ik weet dat ik gewonnen heb. ‘We beginnen met een sprookje,’ miauw ik, ‘een waargebeurd sprookje. Natuurlijk eentje met een blij einde.’ Zodra het scherm licht geeft, zegt ze zachtjes: ‘Dat lijkt me een goed idee, Japie. Begin jij maar met vertellen, dan typ ik de letters.’

Er was eens

Er was eens een klein katertje. Moederziel alleen zwierf hij onder bosjes waar gemene stekels in zijn vacht prikten. Zijn lange haren waren nat en zaten vol modderige klitten. Zijn korte pootjes deden zeer van het lopen. Al dagen zocht hij naar zijn moeder. En naar zijn broertjes en zusjes. Waar waren ze toch gebleven? Achter welke boom hij ook keek, nergens een glimp van zijn familie. Hij stak zijn snotterige neusje in de wind om een vleugje van hun vertrouwde geur op te vangen. Tevergeefs. In een droog hoekje vond hij een stapel knisperende blaadjes. Daar krulde hij zich op, om heel even te rusten. Als hij sliep, voelde hij zijn pijnlijke buik niet. Die was leeg, want tijdens zijn zoektocht was hij nergens brokjes tegen gekomen. Of sappige stukjes vlees. Ook geen warme melk van zijn mama om z’n hongerige maag te vullen.
Tijdens zijn hazenslaapje voelde hij een spitse snuit in zijn smoezelige vacht porren.
‘Hij jij daar, je ligt in mijn bed’, tetterde iemand in zijn oor. Verschrikt vloog het katertje overeind en keek om zich heen. Twee glanzende kraaloogjes keken hem priemend aan. ‘Wie ben jij? Wat doe jij in mijn slaapkamer?’, wilde Kraaloog weten. Het katje dook in elkaar, bang om weggestuurd te worden, net nu hij een fijn plekje had gevonden. Stamelend vertelde hij dat hij helemaal alleen was, honger had als een paard en koude rillingen voelde. Terwijl hij zijn vermoeide lijfje overeind hees en zich honderdduizend maal verontschuldigde, biggelden tranen over zijn ingevallen wangen. Kraaloog bekeek hem wat beter, prikte hier en daar tegen zijn magere botten en zei toen: ‘Stil maar, Kleintje, ik bedoel het niet zo slecht. Volgens mij kun jij wel een beetje hulp gebruiken. Kom, dan stel ik je voor aan mijn stekelige vrienden.’

JapieWordt vervolgd

Verwoed knipper ik met mijn oogleden. Stiekem doet het me wel wat, het relaas van dat kleine katertje, al weet ik dat het goed eindigt. Ook ben ik moe van het vertellen. Hoewel ik er tegen vecht, vallen mijn ogen steeds weer dicht. Het toetsenbord stopt met rammelen. Menslief kijkt me vragend aan. ‘Hoe gaat het verder, Japie? Jouw lezers willen wel weten hoe dit afloopt.’ ‘Het is genoeg voor nu, Mo. Zal ik dat volgende keer miauwen?’

Koppie van Japie

Japie en de vraag van Bertje

Japie
Ik overleg met mijn vriend CW

Het is op een zondagochtend een heleboel licht en donkers geleden als Huiskater Bert mij een vraag stelt. Of ik over mijn leven als jonge kater wil schrijven en ook over hoe het is om een halve meen koen te zijn. Poeh, daar moet ik eerst eens goed over nadenken. Eerlijk gemiauwd sta ik nooit zo stil bij mijn leven. Heb ik wel iets te vertellen? En hoe doe ik dat, een blog schrijven? Zo’n belangrijke beslissing wil ik eerst met mijn familie bespreken.

Tantes en Ooms

Omdat het wel netjes is om dat te laten weten, schrijf ik alvast een bericht terug. Gelijk stuit ik op een dilemma. Onder zijn mail staat pootje van Bertje. Maar ik kan toch helemaal Japiegeen Bertje miauwen tegen zo’n wijze kater?! Zo ben ik niet opgevoed door mijn grote broer Foppe. En die heeft weer van zijn Oom Sjaak geleerd dat je altijd netjes moet meowen tegen snorders die meer levenservaring hebben. Daarom begin ik keurig met Beste Meneer Huiskater Bert. Al snel krijg ik een reactie terug dat ik echt niet hoeft te meneren tegen Bertje. Na wat kattenbelletjes heen en weer vinden we een purrrfecte oplossing. Ik noem hem voortaan Oom Bert. Dat vind ik tof. Want tantes heb ik best veel. Tante Cato bijvoorbeeld, de moeder van Foppe. Zij woont ook in het huis waar ik woon. Dan is er tante Luna Poes, de furkering van mijn grote broer. Op het erf waar zij woont, wemelt het van de muizen. Ze gaat me leren hoe ik die kan vangen als ik in de vakantie bij haar ga logeren. Want hier in de wijde omtrek is geen muis meer te vinden. Die zijn allemaal in de mousmousse verdwenen. Ook heb ik een tante Frenkie, die bij opa en oma op twee benen woont. Zij heeft een mooie jas in wit met rood en zwart. Maar ooms, die heb ik nog niet. Nu dus wel.

Op proef

Ik moet u eerlijk meowen dat ik me afvraag of het wel bij me past, dat bloggen. Op de site van Oom Bert wordt al zoveel moois gemeowd door andere snorders die van alles beleven. Heb ik daar wel iets aan toe te voegen? Ik weet dat mijn Oudoom Sjaak van alles over zijn leven als ex-straatkat vertelde. Met een rugzak aan ervaring had hij genoeg om over te schrijven. Maar ik kom net kijken. Ik vraag mijn furriend CW om katvies. Die heeft jarenlang met Sjaak door de buurt gestruind. CW is duidelijk. ‘Spring gewoon in het diepe. Jij kunt heel goed klimmen en iedere keer als je uit die boom springt, land je altijd keurig op je vier poten. De eerste paar keren in die boom waren ook eng. Maar je deed het toch! Dat bloggen is vast net zo. Misschien mag het wel op proef.’

Nu is die dan hier, het eerste furhaal van mijn poot. Zal ik volgende keer weer meowen?

Koppie van Japie

—-

Japie is ook op Feesboek: klik op Japie halfbakken koen