“Dag allemaal, ik mag nu zelf een verhaal schrijven, zegt de vrouw, ik mag vertellen hoe ik het vind in huis, en of ik al gewend ben, en hoe alles gaat, dat wil ik best vertellen hoor, want ik heb overal wel wat over te zeggen dus hier ook over, alleen zegt de vrouw tegen me dat ik wel af en toe even pouze moet nemen met praten, of met schrijven, dat je ook wel eens een punt moet maken, nee zetten zegt ze, een punt ZETTEN zegt ze, dus die maak ik hier, kijk maar: PUNT
Enniewee, ik woon nau al drie weken bij de mensen in huis, en als jullie dit lezen woon ik er al bijna vier weken, dat is nog niet zo lang maar ook niet zo kort vind ik, ik ben al een beetje gewend, ik lig bijna nooit meer onder het bed, alleen soms als ik even rustig wil slapen, dan kan ik lekker snurken en kletsen, ik praat zelfs in mijn slaap, ja dat is toch heel normaal? volgens de mensen niet, ze vinden het leuk hoor zeggen ze, maar niet iedere kat doet dat, nau en? ik wel, en dat blijf ik ook doen, want ik ben het zo gewend, ik schrik nog wel eens hoor, als we een tijdje stil hebben gezeten en de mensen bewegen ineens, zoooo dan ren ik echt heel hard naar de slaapkamer en verstop me, punt roept de vrouw, waarom toch? oja ik moest een punt.
Zetten dus dat doe ik, op een keer zei de vrouw iets tegen me, een beetje harder dan anders, toen werd ik me toch een partij bang en ook verdrietig, ik dacht dat ze boos was en dat ik misschien wel weg moest, ik verstopte me onder het bed en wilde er niet meer onder vandaan komen, ik was helemaal onder-stuur, zei de man, ze vonden het zielig voor me en dat was ook zo, maar nu is het allang weer goed hoor, en…”
Wennen
En nu wat toelichting van mij – Cisca – bij dit verhaal van Kever.
Ik ben verbaasd over hoe snel Kever is gewend. Wij hadden erop gerekend dat hij weken onder het bed zou liggen. Het ging veel sneller. Hij schrikt nog wel van onverwachte bewegingen, en soms schrikt hij als je hem wilt aaien. Dan rent hij nog richting slaapkamer.
De keer dat Kever zo verdrietig was, was toen hij niet aan mijn toetje mocht likken. Er zat zoetstof in, dat is giftig voor katten. Vandaar dat ik echt niet wilde dat hij er aan likte. Ik had twee keer zachtjes nee gezegd en zei het uiteindelijk ietsje harder. Met een beetje nadruk.
Dat vond hij zo erg dat hij onder het bed kroop en er pas onder vandaan kwam toen we hem er onderuit lokten met iets lekkers. Hij was helemaal overstuur en gekwetst.
Natuurlijk hebben we hem geknuffeld en getroost, maar het duurde even voor hij weer de oude was.
Daarin lijkt hij op Bol: hij voelt snel dat hij gestraft wordt, ook al doen wij dat uiteraard niet. Kever wil steeds horen dat hij dingen mag doen, anders durft hij het niet.
De eerste dagen vond hij het spannend om zomaar eten te pakken. Hij kwam elke keer tetterend naar ons toe. Wij zeiden dat hij mocht eten, uiteraard, en liepen met hem mee naar zijn bakjes.
Dat vindt hij nog steeds het leukste; als wij er bij blijven staan.
Praten
Kever wil veel bevestiging en vraagt de hele dag door onze aandacht. Door te praten. Soms zachtjes en lief, soms bijna schreeuwend. Het praten is inmiddels iets minder geworden. Gelukkig. Want het was – eerlijk gezegd – best pittig om de hele dag (en nacht!) achterna te worden gelopen en toe te worden getetterd.
Dat achterna lopen doet hij nog steeds. Hij durft nog niet echt zijn eigen dingen te doen. Hij doet dus wat wij doen en bevindt zich waar wij zijn. Maar af en toe trekt hij zich nu toch even terug en slaapt hij een paar uur. Onder de tafel, of onder het bed.
Dat is al een vooruitgang, want tot een paar dagen geleden was Kever de hele dag wakker. En volgde ons op de voet. En dat bedoel ik letterlijk: als wij zaten zat hij naast ons, als ik even thee pakte liep hij mee naar de keuken, dan weer mee terug naar het bureau, als ik mijn beker pakte wilde hij die zien, als ik hem neerzette schrok hij enzovoort.
Dat was voor ons alledrie nogal vermoeiend. Wij durfden ons niet te bewegen als hij eindelijk lag te dutten en Kever kreeg zelf natuurlijk al helemaal geen rust.
Samen
We zijn nog niet helemaal op ons gemak bij elkaar, daar komt het op neer.
We houden elkaar in de gaten en kijken wat de ander doet. En beslissen dan wat wij zelf doen. Dit geldt voor Kever en ook voor Jeroen en mij.
Met Bolletje waren we helemaal vergroeid. We kenden elkaar volkomen en hadden samen een routine ontwikkeld.
Het gemis van Bol is niet minder geworden. Want Bol was Bol, een vreselijk lieve wijze bescheiden katerman.
Maar we zijn blij dat Kever er is, en Kever is blij dat hij bij ons is. We krijgen de hele dag door keiharde koppen en hele lieve zachte droge neusjes van hem. En hij wordt door ons aan de lopende band gekust en geknuffeld.
We hebben alle tijd.