Elke dag doe ik drie keer een patroeje. Ik loop door mijn tuin, over de daken van de schuurtjes en door de tuin van de hond hiernaast.
Mijn eigen gebied
Of het nou regent of sneeuwt of superheet is, dat maakt niks uit. Ik moet het doen, dat komt omdat dat mijn terrietoorium is. Dat betekent dat het mijn eigen gebied is. Mijn vrouw zegt altijd dat het schuurtje niet van mij is, maar van de achterburen. Maar de achterburen komen nooit op het dak, dus ik vind dat het dak van de schuur van mij is.
Roetine
Andere katten in de buurt weten dat de tuin en het dak van de schuur van mij zijn. Dat weten ze omdat ik overal aan krab. Aan de roodoodendron, aan het hek, en zelfs aan de tegels krab ik. Zo kunnen andere katten aan die krabbels lezen dat het mijn gebied is,
dat ik er elke dag kom en dat ik er net nog ben geweest. Voor de zekerheid plas ik ook op een paar sentrale plekken in mijn tuin en op het dak. Dat is vaste roetiene en zo hoort het dus te gaan. Maar nu ik stijgers in mijn tuin heb is er best veel veranderd.
Langs lopen
Er zijn natuurlijk al die stijgers zelf, die er eigenlijk niet horen. Aan de stijgers ben ik nu wel gewend. Ik geef ze kopjes en ik loop er gewoon langs.
Maar er is meer. Ik moet binnen blijven als er mannen op de stijgers zijn. Omdat het gevaarlijk is, zeggen mijn mensen. Er vallen soms dingen naar beneden en de mannen maken een hoop lawaai. Daar kan ik van schrikken, en dan zou ik zomaar in paniek kunnen gaan rennen en de weg kwijt raken. Mijn man is er heel streng in en ik moet van hem tot half vier binnen blijven. Mijn vrouw is minder streng en van haar mocht ik soms al eerder naar buiten. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ze me ook al een paar keer weer naar
binnen moest tillen. Omdat ik bang werd en me achter de veigenboom ging verstoppen. Zelf durfde ik dan niet meer naar binnen te komen, want daarvoor moest ik langs de stijgers met mannen. Nu moet ik ook van mijn vrouw tot half vier binnen blijven.
Daardoor mis ik een deel van mijn patroejes. Ik doe normaal altijd een patroeje in de ochtend en dan eentje laat in de middag, en eentje heel laat ’s avonds. De ochtenpatroeje kan ik nu niet doen. Daarom moet ik in de middagpatroeje overal ekstra duidelijk
aangeven wat van mij is. Krabben is niet altijd genoeg, meestal vind ik dat ik duidelijker moet zijn. Soms is dat best lastig, want dan heb ik al op mijn binnenweecee geplast. Dan doe ik ekstra krabben, en overal kopjes geven.
Wat wel handig is is dat er veel minder katten in mijn tuin komen omdat ze bang zijn van de stijgers. Misschien denken ze wel dat ik die stijgers heb gebouwd!
Ook al kan ik minder vaak patroejeren, toch kost mijn patroeje minder tijd. Als er geen andere katten komen kan ik sneller doorlopen en sneller weer naar binnen.
Soms zit ik alleen maar op mijn terras, in mijn mand, mijn tuin te bekijken. Andere keren ga ik op mijn stoel zitten, en hou op die manier alles in de gaten. Daarna loop ik een rondje over mijn land en is het mooi geweest.
Alleen ’s nachts zijn er wel eens andere katten, maar dat mag. In de nacht zijn de tuinen van ons allemaal. Ik loop ’s nachts ook wel eens eventjes naar de tuin van Juffrouw Mier, of ik loop een heel stuk over de daken van de schuurtjes. Vaak kom ik Bassie tegen, die woont verderop. En soms de Meen Koens. Die wonen naast Bassie.
De hond mag bijna niet in zijn tuin, vanwege de reenoovaatsie. Dus daar heb ik ook niet heel veel werk aan. Ik kijk in zijn tuin eventjes of alles in orde is en ik loop over het terras, ekspres vlakbij de ramen. De hond ziet mij altijd en doet blaffen. Maar hij kan toch niet bij me komen dus daar trek ik me niks van aan. Ik plas nog eventjes bij de doorgang naar zijn tuin, zodat hij onthoudt dat ik er ben geweest.
Bij de stijgerpoten
Er is maar één ding wat me meer tijd kost, met die stijgers.
Ik had toch al een keer verteld dat ik bij de doorgang in het hek een markering had gelegd? Dat hek blijft nu steeds dicht.
Natuurlijk omdat ik had aangegeven dat ik het er niet mee eens was. Maar nu komen de mannen over de stijgers aanlopen, en ze lopen dan zo naar mijn tuin. Ik wil niet dat die mannen zomaar in mijn tuin komen, ook al staan ze dan op de stijgers. Ik vind het eng als die mannen er zijn. Ze maken lawaai en ze hebben allerlei apparaten waar ik bang voor ben. Die apparaten maken keiharde geluiden, en soms komt er ook nog water uit. Echt supereng vind ik dat.
Ik ben niet een kat die in stijgers klimt. Dat durf ik niet en ik weet ook niet of ik dat wel kan. Dus ik heb iets anders bedacht om duidelijk te maken dat mijn tuin van mij is, en ook de stijgers die er staan.
Ik heb mijn zwaarste markering presies bij de stijgerpoten neergelegd.
Als die mannen het nou nog niet begrijpen dan weet ik het niet meer.