De nacht was begonnen, mijn vrouw had het licht op de slaapkamer uitgedaan en toen opeens zag ik wat. Dus ik bleef op het bed zitten en ik keek. “Bertje, wat zie je?” vroeg mijn vrouw. Ze klonk bang.
Staren
Ik zag iets maar ik wist niet wat. Dus daarom bleef ik zitten en kijken, heel intens kijken, dat heet staren. Dat je wacht en je bent aalert want je weet: misschien zie ik dadelijk iets dus ik moet opletten.
Het kan van alles zijn. Een flieg. Of een gefoel van mezelf dat ik dan snap. Of iets anders waarvan mijn vrouw dan zegt dat is een andere diemensie, alleen voor katten. Wat het is weet ik zelf niet daarom was ik dus zo aalert.
Wat ik kan
Die andere diemensie daar merk ik haast niks van. Het is ook een moeilijk onderwerp om over te vertellen want als je wat ziet dan weet je het van binnen en als je niks ziet dan is het niet om uit te leggen.
En daar zit dus het moeilijke waardoor mijn vrouw bang wordt. Dat er enge dingen in huis zijn die ik alleen zie. Dat snap ik wel. Maar het is ook zo:
- mijn oren zijn heel goed dus ik hoor altijd wat er op de straat gebeurt veel eerder dan zij
- ik ben op mijn buik veel gefoeliger, zij wil nooit kopjes op haar buik en ik wil elke dag buik-knuffels
- sneks zijn voor mij echt belangrijk, ik eet er twee per dag wel met meediesijn maar ik eet ze toch
Dus ik ben met al die dingen veel gefoeliger dus dat ik meer beleef dat hoort bij het kat-zijn. En dat is helemaal niet eng. Dus als ik zit te kijken dan zit ik te wachten tot ik wat zie. Meestal komt er niks en dan ga ik gewoon liggen en slapen, daar ben ik dan helemaal aan toe. Want er is dan niks om naar te kijken, dat weet ik zeker.