Ik speel graag met een potlood. Echt waar. Leuk spul. Alleen soms kan ik er helemaal niks mee. En dat doe ik er ook niks mee. Ook niet even. Maar dat is thuis moeilijk.
Rollen
Wanneer ik het potlood ontdekte, weet ik niet meer. Maar wel hoe dat ging. Er lag iets op de grond en toen ik er op tikte met poot, ging het de lucht in. Eerlijk, eerst vond ik het eng, maar toch ook leuk. Dus ik tik harder, BAM. Dat potlood ging een hele andere kant op. Ik weer BAM. Potlood weer ergens heen dat je denkt hoe kan het. Dus toen pakte ik het met mijn voorpoten vast en ik ging ermee rollen en toen ging het potlood nergens meer heen.
Dus sindsdien speel ik af en toe met een potlood. Lekker, ik win altijd. Dan speel je leuk.
Zin in
Nou komt het. Mijn vrouw vindt ook dat ik leuk speel. Dus ze wil ook dat ik met het potlood speel als zij er zin in heeft. Maar dan heb ik geen zin. En dan moet je met een vrouw samenwonen, hoor. Die blijft vragen. Vaak ook met een hoge stem, net of ik doof ben en alleen dat kan horen.
Als katerman speel ik niet op verzoek. Spelen is een persoonlijk gefoel. Je hebt het of je hebt het niet. En als ik het niet heb, dan doe ik dus net of het potlood er niet ligt en of ik niks hoor. Zo eenvoudig kan het zijn.
Nacht
Maar eerlijk waar, als het nacht is en ze ligt in bed te slapen, dan ga ik naar de huiskamer om het potlood een tikje te geven. Even kijken wat er gebeurt. Maar dat doe ik dan alleen omdat ik het zelf wil, anders niet.