“Toe dan Bertje,” zei mijn vrouw. “Kom op schoot.” Ze keek me aan en ik voelde dat ze het graag wilde. Ik stond op de bank. Zij zat ernaast met een speciaal dekentje op schoot.
“Bertje?” vroeg ze. Ik keek nog eens.
Aarzelen
Al sinds ik hier ben, ga ik niet op schoot. Dat is dus langer dan drie jaar. In het asiel deed ik het soms wel, even, en dan ging ik weer van schoot af. Maar als je samenwoont en het wordt steeds gevraagd, ja dan ga je toch aarzelen.
Ik wel.
Stap
Gisteren dus was zo’n moment. Ik voelde gewoon hoe graag ze het wilde en dat trok me naar haar toe. Ze klopte op haar schoot, ik bedoel op het dekentje en voor ik het wist, zette ik mijn twee voorpoten op de bank.
Ze keek blij. Daar kreeg ik het een beetje benauwd van, eerlijk is eerlijk. Straks kon ik niet meer weg en je moet weg kunnen, altijd, dat heb ik vroeger op straat geleerd.
Daarom bleef ik gewoon staan waar ik stond en ik deed niks.
Naam
Toen zei ze mijn naam op die hele zachte speciale manier waar ik niet tegen kan. Zij kan er niet tegen als ik mijn kop scheef hou en een piepmiauw doe, nou en ik kan er niet tegen als ze op die manier praat.
Dus ik zette mijn linkerpoot op haar schoot.
Daarna zette ik mijn rechterpoot erbij.
En toen dacht ik opeens: waar ben ik mee bezig? Ik stapte meteen terug naar achteren en zo kwam ik weer op de bank terecht, nou gelukkig maar.
Aaien
Ik kreeg knuffels en ze zei dat ik dapper was geweest en dat het er misschien nog weleens van kwam, misschien morgen al over over twintig jaar of helemaal nooit en dan was alles nog steeds helemaal goed tussen ons.
Daarna moest ik wel gaan slapen. Voor mij was dit best spannend geweest.