Deze jaar heb wij weer onze zoomerblog. Het is foor assie fakanzie heb of gewoon foor assie in jou zon zit. Het is foor iedereen die van zoomer houw en van afontuur. Deze jaar ga wij Amserdam bezoeke zodat iedereen er ies van kan leere. En wij houw ook reekening met het fierus van mevrouw Coorona. Want alles is nu anders. Maar Dorus en ze MammaLoesje zijn toch fijf daage op stap gewees. Wij fertelle u ofer onze erfaring en van ons afontuur in Amserdam.
Aan mijn deurbel
Mijn mamma kwam op een somerse dag opeens aan mijn deurbel bellen. Ze wasse gebracht door haar visboer die toefallig mijn kant oppemoest. En hij bragge haar met de flauwerpauwerauto in zijn oplaader over de weg.
Sellufs nadat se gereede wert kwam se stuiterend aan.
– Oooooh mij hhhart! Wat woonie fer weg. Mij buik is van mij ssslag van mij gehhobbel en gesstuiter ofer mij snelle weg. En jij kan jou huis niemeer ferlaate zonder jou tas met jou bekkapjes want jou weereld is feranderd mij jonge.
Nadat mijn mensen mijn mammie 20 gepelde garnaale en 4 toneinen gaafe kwam mamsie weer bij.
Ze sei dat ik met spoet mijn rijwijs moese haale want ze wau niet agger het stuur kjuipe.
– Doorie hoorie mij, jij moet jou rijwijs haale want jou MammaLoesje ga nie selluf achter jou stuur.
– Maar mamma… waarom?
– Mij buik pas er nie tusse en mij hart durruf het nie. Mij Bert krijg ze hartfersakking assie het hoor!
– Ooh, okee.
Rijwijs
Dus ikke leren en de boeke induiken. Ooh dat sag er makkelijk uit seg. Daarna het ekssaame en ja hoor… ikke kjeeg mijn rijwijspapiertje nog deselfde middag. Ikke kjeeg de sleutel van de auwtoo.
We gingen eers naar mijn huis tejug rijen. Want mammie had daar alles laat ligge, en ze souw daar vertelle waarom ze kwam.
-Doorie kom jij eens bij jou MammaLoesje . Wij ga saame Amserdam in. Dattie wat leer van waar jij woon. Jij ben nou groot en jij weeg ses kielo. Maar jij moet weete, wij moet foorzichtig zijn weeges het fierus. Daarom heb mamsie gehamster. Ze heb tonijn, nierbrokke en bekkapjes, dattie veilig blijf.
Jullie moete weten… ikke hep amper wat fan mijn stad gesien. Terwijl ik hier toch al ruim een jaar woon.
Mamma had natuurlijk ook toestemming gefraagt of ikke mee mog aan haar Soolfrauw. Dat isse mijn frauw.
Se moest wel goet op mij lette tijdens onze ondekkingstogt. En affestand houwe, wel annerhalfe meeter.
Vondelpark
We ginge eerst naar het Vondelpark rije. Datte is flak bij mij omme hoek.
– Doorie luiser jij even naar jou MammaLoesje. Van me eigen weet ik wel dat wij nu in jou Fondelpark zijn. Het is jou grootse en drukke park van Amserdam Doorie. Froeger moesie feel tonijn ferdiene anders moggie hier nie wandele. Nu moetie affestand houwe.
– Ooh dusse eerst mochten er alleen rijke mensen wandelen? Watte raar!!
– MammaLoesje kan er ook niks aan doen van ze eigen.
– Moge we hier ook plassen mammie? Ikke moet nodig en ik sjie dat woefies ook ofural plassies doen.
– Jij ga nie plasse in mij Fondelpark . Straks ga iemand erin sitte en kan jij mee naar jou polizie. En jij moet uitkijke foor jou fierus.
– Maar ik doe het achter een boompie hoor!! Ik moet eggie mamsie!!
– Jij heb er toch ook niks ofer te zegge van jou jeug van teegewoordig!
– Ooh dat lugte op sjeg. Ikke heb ook gelijk een drukkie daan.
– Ooooh mij hart en mij neus… MammaLoesje ga ze kapje ofer ze neus trekke. Hebbie geen rezpekt Doorie…
Moonument
Toen liepe we weer richting uitgang. We zagen een oorlogsmoonument. Mamma fertelde me daar wat oofur.
– Doorie, mij hart foel nu feel ferdriet. Hier werden meneere fermoord, somaar! Jij kan het jou eigen toch nie foorstelle. Oorlog heb zofeel kapot gemaak mij jonge. Nog meer dan mevrouw Cooronaa.
– Ooh watte sjielig voor die meneren.
– MammaLoesje heb fier blikkies tonijn meegenoome van mij huis. Foor iedere meneer één want jij moet altijd goed eete Doorie. Doorie hoorie mij….
Spui
Vanuit het Vondelpark gingen we naar het Spui toe rijden. Althans… asse we MammaLoes weer in de auwtoo kreeg. Ikke duwe en pjoppe. Eindelijk zat mamsie weer.
Wei ginge langzaam want mammie was een beetje bang. Watte makkelijk was, was dat er oofural bordjes hinge waar je heen kon gaan. Toen kwamen we na een tijdje op het Spui. Ik parrekeerde de auwtoo op het Spui. Daar stond een klein beeldje genaamd het Lieferdje.
Mamma wis daar wel weer wat ofer te zegge.
– Oooh Doorie jij moet goed kijke. Hier hebbie jou straatschoffie en hij heb ze hart van goud. Maar hij heb ook stoute dinge gedaan van ze eigen. Jij zie dan kan jij nog jou Lieferdje zijn.
– Oooh, dusse hij wasse eigenlijk een stoute jonge maar hij deed wat goeds en kjeeg een standbeeldje.
Dan zal ikke dat ook vast kjijg toch…?
– Jij krijg jou stanbeeldje in jou droome. Dat moetie ferdiene net als mij Bert. Hij heb ook op ze straat geleef en hij is mij eigen Liefertje. Maar jij mag er wel mee op jou footoo, foor mij eigen fersaameling .
Begijn
Toen ginge we ofersteken om naar het begijnhofje te gaan.
Mamsie zei datte ik stil moes zijn daar. Iets met repek foor de bewoonsters daar.
-Jij geloof het nie van jou eigen Doorie maar hier woone alleen vrouwe. Assie een menseman ben mag jij alleen op jou bezoek koome. Van me eigen ga ik er nooit nie woone. Maar jou Mamsie ga wel eeve op ze footoo pooseere met ze begeinvrouw. Voor ze fersaameling. En toen kreeg ik trek in iets lekkers.
Mamsie mag ik een ijsje….
Wordt morgen vervolgd….