“Kijk eens Bertje,” zei mijn vrouw, “Ik heb een cadeautje voor je.” Het was een nieuwe muis. Ik vond er geen klap aan. Hij was groot en raar en ik wist gewoon niet wat ik ermee moest doen. Dus ik keek een andere kant op en deed of die muis er niet was. En dat was dat, dacht ik.
Die muis bleef gewoon liggen waar hij lag, ergens in een hoekje van de huiskamer. Soms liep ik er langs. Dan zag ik ‘m wel. En zo raakte ik er een beetje aan gewend, dat er een grote blauwe muis bestond. Maar ik deed net of de muis er niet was. En de muis deed ook niks. Af en toe keek ik wel.
Ik hou veel van muizen om mee te spelen, maar de mijne zijn altijd lekker klein en ze zitten vast aan een lintje. Dan speel ik lintje onder de lap of ik ren er achteraan of ik worstel ermee. Een goede muis past precies tussen mijn voorpoten.
Een paar dagen later speelde mijn vrouw met die muis. Ze kneep erin en toen hoorde ik een kraakje. Ik was meteen nieuwsgierig dus ik erbij, kijken. Toen ik voorzichtig aan het blauwe snufte, ontdekte ik dat de muis nu tenminste gewoon naar thuis rook. Die lucht vertrouw ik.
Toen hoorde ik weer dat kraakje. Het was precies zo’n spannend leuk kraakje dat iets met je doet. Tenminste, met mij. Ik zette mijn tanden in de muis en het kraakte weer, ik hoorde het in mijn kop. Dat deed wat met me.
Dus ik grijp die muis diep met mijn tanden, val op mijn zij en begin ermee te rollen. Ik bijten en ermee schudden en worstelen en toen was het ene oor er bijna af en toen vond ik er niks meer aan.
Nou is het een gewone muis. Soms speel ik ermee, maar niet elke dag. Geeft niks, zegt mijn vrouw. Ik kan me niet meer herinneren waarom ik het eerst zo eng vond. Het is een grote blauwe muis, verder niks. Misschien heeft het te maken met veranderingen. Want eigenlijk heb ik het liefste dat alles de hele tijd hetzelfde blijft, maar ja, dan maak je nooit iets nieuws mee waar je toch ook blij mee kunt zijn. Want eerlijk is eerlijk, een blauwe muis voor af en toe is iets fijn.
(Dit blog verscheen eerder bij de Vereniging Kattenzorg)