Categorie archieven: Uit het leven van Bert

Hoe ik meehielp met het bed

meehelpen

Echt waar, ik zie het nooit aankomen en dan opeens is het zover. Ik moet mee naar de slaapkamer, om mee te helpen. Het bed krijgt schone lakens.

“Help je mee, Bertje?” En dan gaan we de trap op, naar boven. In de slaapkamer blijf ik staan want zij gaat eerst alles van het bed afgooien, daar hoef ik niet bij te zijn. En dan komt het eerste laken dus dan spring ik op het bed. Met lakens is het zo dat je er meteen bij moet zijn.

Het laken

Het laken moet aan alle hoeken van het bed vast zitten, weet ik. Dat gaat niet vanzelf. Dus ik ga op het laken in een hoek staan, daar is het dus in orde.
Wat doet mijn vrouw? Ze trekt aan het laken terwijl ik daar dus op sta. Echt waar. Ik zet mijn poten diep in het laken en met mijn nagels hou ik me vast. Zij trekken. Ik blijf staan. En dan gaat ze een andere hoek van het laken doen. Dus om te helpen loop ik mee en ga er bij staan. Gewoon om te kijken of het lukt en het lukt dus niet dus dan blijf ik helemaal staan, anders lukt het nooit.
En het duurt best lang voordat ze aan de andere hoek van het laken begint dus zeker weten dat ik meega. Ze zegt: “Bertje, wat moest ik zonder jou beginnen?” Dat weet ik echt niet.

Het overtrek

Na het laken kwam het dekbedovertrek. Ze legt dan het overtrek op het bed en ik ga er meteen op zitten. Of ernaast. Beter is óp het overtrek want als je hard werkt aan zoiets belangrijks dan moet je pauze houden dat weet iederéén.
Behalve mijn vrouw.
Dus daar help ik ook al mee.
Ze gaat dan liggen en ik ook en dan hebben we knuffelpauze.

Helpen

Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik daarna zelf naar beneden ben gegaan, wegens dat ik foelde dat ik een brokje nodig had na mijn werk. Even later kwam mijn vrouw en ze bedankte me voor mijn hulp. Zo doen wij dat thuis. We helpen elkaar. Maar gelukkig hoeft dat van het bed niet elke dag, het is een zware klus maar wat moet dat moet.

Waarom ik nog steeds geen dozenkater ben

dozenkater

Ik weet het. Bijna elke kat vindt een doos supergeweldig om in te zitten. Op Feesboek zie ik heel veel fotoos en mijn vrouw ziet die ook. Dus laatst toen er een doos in huis was, wist ik het al.

Of ik in de doos wilde.
Nou nee, dacht ik.
Hè Bertje, zei ze.
Dus ik dacht dan probeer ik het.

Overloop

De doos stond op de overloop dat is waar je staat als je niet weet of je naar de ene kant wil dat is naar de keuken of naar de andere kant dat is dus de huiskamer.
Ik wilde dus naar beneden om aan de voordeur te ruiken maar toen stond er die doos. Dus ik ging meteen naar de keuken om tegen mijn vrouw wat te zeggen. En ook voor knuffels, omdat ik het toch moeilijk vond.
Lukt niet, hè Bert, zei ze.
En ik dacht wist ik al.

Wennen

Soms wil ik iets niet. Of ik durf het niet, dat is misschien hetzelfde. Of ik heb geen zin, maakt niet uit waarom niet. En dat is altijd zo met dozen, klein of groot maakt niks uit, ik kan er gewoon niks mee. Wel slaap ik heel soms in een doos maar daar zijn veel stukken uit en daar heb ik maanden aan moeten wennen dus dat is anders en met een doos voor het gewoon lukt het niet.

Truukje

Toen verzon mijn vrouw een truukje. Ze maakte de doos plat en legde die in de huiskamer. Dus de overloop was weer in orde, dat is poosietief.
Ik was net op de bak geweest en toen kwam ik weer de kamer in en wat gebeurt, ik zie meteen die doos. Nou mooi niet dat ik daar overheen loop of dat ik er voor de gezelligheid op ga zitten. Dus ik liep er met een grote bocht omheen, zonder de doos aan te raken, sprong op de bank en keek heel intens naar mijn vrouw.
Ze keek terug.
Sorry Bertje, zei ze.

Even later was de doos weg en toen kreeg ik knuffels, en ze zei dat ik het niet meer hoefde te proberen. Dus toen kon ik gaan slapen en dat deed ik ook. Het leefe was weer in orde en dat heb ik het liefste.

Waarom zijn er knallen in de straat?

knallen

Het is nog niet zo lang dat het zo is, maar ik hoor het wel: knallen. In mijn straat. Vooral als het avond is en dan hoort het juist stil te zijn. Vind ik.

Stom

Mijn vrouw zei dat er wegens de omstandigheden dit jaar geen vuurwerk komt, maar ik hoor het toch. Dus het is stiekum vuurwerk en dat is stom. Mensen en dieren schrikken ervan en ik maar een beetje alleen ik moet er steeds zo van opletten.
Voor mij persoonlijk hoeft het niet.
En ik vind het ráár.

Levenserfaring

Ik doe mijn leefe dag voor dag. Ik leef vandaag. Dus niet gisteren of morgen of op een andere dag. Wat er is dat is er en wat er geweest is of wat er gaat komen, dat is er vandaag niet.
Dingen van gisteren weet ik natuurlijk nog wel, wegens dat ik iets kan leren en dat ik levenserfaring heb. Maar alles is vandaag.
Je ziet nooit in de natuur dat dieren tegen elkaar zeggen dat er weer een jaar voorbij is en wat zullen ze er eens mee doen. Dat snap ik. Zo is mijn gefoel ook. Ik doe er niks mee.

Ander licht

Van vuurwerk weet ik alleen dat het op een avond heel erg was en dat mijn vrouw lang wakker bleef en dat er buiten veel herrie was en ik binnen veel knuffels kreeg en dat duurde en duurde en duurde en daarna gingen we slapen, en ik was moe en zij ook. Eigenlijk vond ik het stom. En moeilijk omdat het toch eng was die herrie. Knallen en vaak heel hard BOEM en er kwam ook ander licht door het raam in onze huiskamer, zoiets hoort niet.

Tefreden

Dus toen mijn vrouw zei dat er dit jaar geen vuurwerk kwam, had ik een tefreden gefoel, wegens dat het weer een gewone avond zou zijn. Maar nou zijn er toch knallen. Dat is stom en dat wilde ik even zeggen.

Waarom ik nou thuis aaitherapie krijg

aaitherapie

Ik heb al eens verteld dat ik de laatste tijd een gefoelige maag heb. En dat ik dus anders moet eten. Vorige week moest ik weer overgeefe. Nou krijg ik thuis aaitherapie.

Steefige hand

Het is iets geks dat weet ik, aaien gebeurt gewoon vanzelf dat hoort bij het leefe als huiskater, het is iets dat er elke dag is en het is steeds weer anders.
Beifoorbeeld. Als ik mijn avondeten een beetje op heb dan wil ik langzaam aaien, en dan ga ik op mijn kussen op de bank liggen. Een beetje over mijn rug, een beetje achter mijn oor, een paar liefe woordjes erbij. Langzaam en zacht. Maar het kan ook dat ik naar de bak ben geweest en ik foel me dan supertrots dus dan ga ik het aan mijn vrouw vertellen en dan wil ik een steefige hand op mijn lichaam hebben van kroelen en een beetje knijpen.
Hoe het aaien moet, heeft te maken met wat er gebeurt.

Therapie

Nou gebeurt het dat ik een gefoelige maag heb. Overgeefe is niks aan dat is een moeilijk moment. Het komt gewoon en ik kan er niks aan doen. Ik heb ander eten van de dokter, en andere sneks. En soms praat mijn vrouw met de dokter, over mij.  Mijn vrouw dat ik voortaan elke dag aaitherapie krijg, wegens dat het rust en goede hormoone in mijn lichaam brengt.
Ik dacht het zal wel.
Dus ze begon.
Elke dag.

Nagenieten

Nou denk ik van wanneer komt het. Want aaitherapie is dat ik aaien krijg presies zoals ik het dan fijn vindt en ze denkt dan alleen aan mij (dat foel ik gewoon) en het duurt en het duurt en het duurt lang, en soms zegt ze ook dingen erbij dat alles goed komt en dat ik een gefoelige katerman ben dus ook voor fijne dingen en dat is eigenlijk ook wel zo.
Na de aaitherapie ben ik heel rustig, dat is nagenieten zegt mijn vrouw. Dus dat kan ik nou óók al.

Hoe ik nadenk en andere katten ook

nadenk

Op de foto ben ik aan het nadenken, dat gaat het beste in de zon. Dus daarom doe ik het. Soms vraagt mijn vrouw: “Bertje, waar denk je aan?” Nou zo gaat dat niet dat zal ik uitleggen.

Heel veel

Ik weet hoe mensen nadenken wegens dat mijn vrouw het heeft verteld. Mensen denken na door heel veel gedachten achter elkaar te doen of door elkaar en dan krijgen ze een idee of hoofdpijn of alletwee. Zelf heb ik een gefoelige maag dus ik hoef geen pijn in mijn kop erbij en nadenken dat gaat bij mij heel anders.

Stil

Het begint met mezelf stil houden.
Dus liggen. Of zitten. In de zon is het beste want dan foel ik de warmte in mijn vacht en dan ben ik steeds rustiger van binnen en dat is goed. Als ik wil nadenken moet ik eerst helemaal niks in mijn kop hebben alleen een grote stille ruimte. Ik staar dan voor me uit, dus dat is dat ik wel wakker ben en kijk maar niks hoef te zien. Dat is staren.

Zo begint dus het nadenken. Heel soms komt er iets in mijn kop, dat is een gedachte. Het komt heel langzaam en dan denk ik erover na en dan gaat het weer weg. Voor mij is het fijnste dat ik één gedachte per keer heb dan kan ik diep gaan met mijn gedachten.
De laatste keer dacht ik: als je een huisdier bent, ga je dan op je mensen lijken of gaan ze juist op jou lijken?
Daar denk ik nog steeds over na.

Beter

Persoonlijk vind ik het superfijn om in de zon te zitten met een gedachte, dat ik het niet meteen weet, want dan blijft de gedachte in mijn kop.
Dus dat is het verschil. Mensen doen zoveel mogelijk gedachten. Ik zo weinig mogelijk want dan denk ik beter. En ik krijg ook geen pijn in mijn kop dat is ook belangrijk.