Ik blijf het zeggen: een dozenjongen ben ik niet. Daar kan ik niks mee. Gelukkig weet ik nou dat er ook andere katten zijn die hetzelfde foelen. Dus raar ben ik niet. Er is wel iets anders.
Flaanel
In de kamer heb ik al ik weet niet hoelang een doos staan om in te slapen. Eerst deed ik dat niet natuurlijk. Maar ik raakte aan de doos gewend ook omdat die naar thuis rook, dat controleerde ik af en toe, je moet als huiskater zijnde wel weten wat er in huis staat natuurlijk.
Mijn vrouw had er flaanel in gelegd, een hele stapel.
Na een tijdje had ik er genoeg van. Dus toen sliep ik weer gewoon op de bank.
Dekentje
Maar nou rook ik dat er een nieuw dekentje in lag, ik bedoel dat lag altijd ergens anders en nou was het in de doos. Zegt mijn vrouw: “Misschien wil je het proberen, Bertje.” En ik kreeg alvast een zachte knuffel.
Ja, als ze zo gaat praten en doen dan ben ik een watje van binnen. Dus ik in de doos. Ik dacht hoe foel ik me nou.
En toen wist ik het. Dit is helemaal geen doos meer. De voorkant is weg en de bovenkant ook. De zijkanten zijn minder hoog. Ik kon erin zitten en liggen zonder dat ik me opgesloten voelde. De lucht is ook gewoon dus niet dat ik eraan ruik en weet dat er iets vreemds in heeft gezeten.
Genoeg
Ik moest wel wennen. Want een dekentje op een plaats waar ik het niet verwacht dat doet iets met mijn gefoel. Daarom kijk ik op de foto zo ingespannen. Ik ben aan het foelen en aan het denken over het gefoel. Is dit een doos of niet. Wat doe ik hier eigenlijk. Zal ik een dutje gaan doen.
Na de foto had ik er opeens genoeg van. Misschien ga ik nog wel een keer daar liggen in die doos die geen doos is maar op de bank lig ik fijn en daar hoef ik nooit te wennen.