Op feesboek zie ik wat mijn vriendjes allemaal doen aan saame zijn. Op schoot liggen. Onder het dekbed slaape. Of soms helemaal op hun man of vrouw hangen. Eerlijk waar dat kan ik allemaal niet. Maar ik kan wel iets anders.
Op schoot
Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik één keer bij mijn vrouw op schoot ben geweest. Dat was toen ik mijn moeilijke maand had met mijn gezond. We moesten toen een keer ’s avonds in de taksi door het donker naar een vreemde dokter wegens er was iets met mij. En die dokter zei dat ik moest loope dan kon hij me zien en ik liep meteen naar mijn vrouw toe, zij zat op de grond in de hoek en toen ben ik op schoot gaan liggen. Maar toen we thuis waren nooit meer. Wegens ik ben geen schootkater. En al die andere dingen dat ben ik ook niet.
Nabijheid
Wat ik wel kan dat heeft een woord, dat heb ik geleerd en het heet: nabijheid. Dus dat ik dichtbij mijn vrouw kan zijn en dat zij en ik foelen wij zijn saame. Dat kan ik dus wel:
- op mijn matje ligt ze dan heel dicht achter mij en ik lig heel dicht voor haar, dus tegen elkaar aan en dan krijg ik buikknuffels of ik doe mijn achterpootvoete in haar hand voor het warm en gezellig en ik foel me heel dichtbij dat is nabijheid,
- of ook na het afondeete dan ga ik op de bank liggen in haar arm, zij zit dan op het tapijt foor de bank en ik moet dan knorren van tefredenheid, alles is goed, en ik foel me geborgen en dat ze van me houdt dat is ook nabijheid,
- of als het nacht is en ik ga boofe slapen, op het bed heb ik mijn eigen kussen en als ik ’s nachts wakker word mag ik alteit om een knuffel fragen die krijg ik dan in het donker dat is folgens mij ook nabijheid.
Wat ik find
Folgens mij is het in het leefe belangrijker dat je bedenkt wat kan ik allemaal wel en dat je niet denkt ik ben stom want ik kan heel feel niet. Van thuis hoef ik niet op schoot. Mijn vrouw zegt dat ik juist heel goed ben in nabijheid en dat is een compliement, zegt ze, maar het is wel waar, dat weet ik zeker.