Categorie archieven: Japie

Japie: liefde op het eerste gezicht

Een van de favoriete liedjes van mijn mens is Alles is liefde. Zodra dat nummer op de radio komt, maak ik dat ik weg kom. De volumeknop gaat voluit en ze brult mee alsof haar leven er van af hangt. Daarna is ze altijd blij. Met een beetje mazzel is het Foppe die de pineut is als ze wil dansen. Hangend in haar armen wordt hij plat gezoend, terwijl ze fluistert dat liefde in de kleine dingen zit en daarmee overal is. Soms vergeet ze dat even, maar na dit liedje gelooft ze weer dat geluk voor iedereen is. Ook voor wie stilletjes verlangt.

Verrassing

Het is altijd goed om in wonderen te blijven geloven. Want ze bestaan echt. Dat heb ik van de week meegemaakt. Een vriendin van ons mens stuurt haar een bericht. Om de hoek van het huis staat een verrassing op je te wachten. Het is aardedonker. We zitten net behaaglijk onder een kleedje op de bank. Mo treuzelt. De gure oostenwind is weinig uitnodigend om de kou in te stappen. Een nieuw plingetje. Je moet echt gaan kijken. Ik weet zeker dat jullie voor elkaar gemaakt zijn. Enthousiast stier ik achter haar aan. Eenmaal buiten raak ik afgeleid door geritsel onder de struiken. Vergeten is de verrassing. Er is werk aan de winkel.

Vonken

Een uur of wat later kom ik tevreden thuis. Muisbezorgd kan weer leveren. Het verrast me dat Mo nog wakker is. Die gaat meestal vroeg onder de wol. Zeker in de winter. Dan hebben we een ploegendienst om haar warm te houden. In het gezellige schemerlicht zie ik haar ogen sprankelen en haar wangen gloeien. Hemels verliefd kijkt ze naar haar verrassing. Het is overduidelijk liefde op het eerste gezicht. Vanaf hier zie ik de vonken er af springen. Het moet gemiauwd die vriendin heeft er duidelijk kijk op. Verbaasd kijk ik toe hoe ze innig verstrengeld met elkaar op de bank liggen. Mijn mens laat er geen gras over groeien. Eerlijk waar, de verrassing van haar vriendin ziet er zacht en uitnodigend uit. Dat hij van katten houdt is overduidelijk, want tante Cato is niet bij hem weg te slaan. En ik kan jullie miauwen, als er iemand kieskeurig is, is het mijn tante. Standaard keurt ze op voorpoot iets af. Maar ook zij laat zich gewillig inpakken door de verrassing.

Hoodie

Mo ziet me in de deuropening staan. Uitnodigend klopt ze met haar hand op de bank. ‘Kom je ook bij Hoodie liggen, lieverd?!’ Ik aarzel. Zelfs mijn altijd-voor-alles-bange-broer ligt stijf tegen hem aan. Opeens schieten gedachten door mijn kop. Is er nog wel plaats voor mij nu Hoodie er is? Je hoort zo vaak dat als er een nieuwe liefde in het spel is dat alles anders wordt. Mijn broer en tante hebben de oudste rechten. Die wonen hier al zo lang. Misschien moet ik maar gaan. Ik draai me om om mijn toevlucht te zoeken bij de stekels. Misschien zijn ze nog niet in winterslaap. Vlak voor ik door het luik het holst van de nacht in wil schieten, voel ik twee armen om me heen. Ze voelen furtrouwd en toch is het anders. Warm en zacht en fluffie omhullen me als een liefdevolle deken. Dit is wat ze bedoelt.
Samen gaan we terug naar de bank waar Foppe en tante Cato zich gelijk weer tegen ons mens gehuld in een waanzinnig dikke Hoodie aan nestelen. Opeens snap ik het liedje waar Mo altijd zo blij van wordt. Geluk ligt soms ergens om de hoek.

Koppie van Japie

Japie houdt een klauterwedstrijd

Alle rattenoren bij elkaar! Hoor ik mijn mens daar al aankomen? Ze is eerder thuis dan ik had verwacht. Opgejaagd kauw ik de laatste stukken van de stevige staart door. Hap slik, wat een heerlijk gevoel om ze zo door mijn slokdarm mijn buik in te laten glijden. De furrukkulluke ingewanden moeten maar even wachten. Die bewaar ik voor straks. Onder de bank vallen ze niet op. Bezorgd kijk ik in de rondte. Het ziet er best oké uit. Sterker nog, het ziet eruit om door een ringetje te halen. Vind ik. De brokstukken van de lamp worden aan het oog onttrokken door het tafeltje in de hoek. De vlekken zitten achter het gordijn. Nog even mijn snorharen oppoetsen en het is alsof er niets is gebeurd.

Suf

Als een malle sjees ik door de deur die de woonkamer van de gang scheidt. Precies op tijd kom ik tot stilstand en zet mijn allerbraafste smoel op. Tante Cato en mijn broer halen opgelucht adem. We zijn compleet. Zodra ze het geluid van de auto hoorden, zaten ze al paraat. Terwijl ik wacht op de sleutel in het slot droom ik nog even terug. Dit keer was het een weergaloos Kat&Rat-spel, waarbij de bruine slimmerik met glanzende kraalogen en ik behoorlijk aan elkaar gewaagd waren.
Het begint als altijd. Elkaar eerst een beetje aftasten op de favoriete ontmoetingsplek van de Kraalogen. Ik heb mijn keus snel gemaakt. Het moet die dikke worden die in de achterhoede een beetje suf voor zich uit zit te staren. Nu weet ik dat hij het spel verrekte goed speelde. Als er iemand niet suf was, was het deze Kraaloog. Hem vangen is een makkie. Daar draai ik mijn poot niet meer voor om. Die kattieken heb ik sinds de Weilandfeesten tot in de puntjes van mijn snorharen furfijnd. De medewerkers van Muisbezorgd moeten immers wel het goeie voorbeeld krijgen. Aan zijn nekvel sleur ik hem door de tuin.

Foetsie

De gang door het kattenluik verdient nog wel de nodige aandacht. Want als er één ding is dat je niet moet doen, is het het beest loslaten voordat je zelf binnen bent. Daar gaat het nog wel eens mis. Dat konden jullie vorige keer lezen. Die snoodaard schoot onder het aanrechtblok linea recta een keukenkast in. Deze rent richting de woonkamer. Rat in het bakkie, dacht ik. Eenmaal in de woonkamer zie ik em nergens meer. Niet onder de bank, niet achter de kast, niet in het krabhuis, niet in de mand van tante Cato, niet achter het tafeltje in de hoek. Hij kan toch niet zomaar verdwenen zijn?!
Opnieuw volg ik het spoor. En kom weer uit in die ene hoek. Het lijkt alsof de wind de gordijnen laat wapperen. Maar dat kan helemaal niet, want ’s nachts zijn de ramen dicht. Als ik de stof weer zie bewegen, speur ik de lap af. De geur is overduidelijk. Hij moet hier ergens zijn. Turend tussen de plooien zie ik zijn stugge staart. Ik bedenk me geen moment en zet met mijn klauwen in het okergele gewaad. Terwijl ik de stof heen en zweer zwaai, houdt Rat zich bovenin stevig vast. Tijd voor plan B.
Ik spring op het tafeltje en laveer tussen snuisterijen door. Waarom legt Mo dat nou zo vol? Zo kan ik toch geen aanloop nemen. Katzijdank is door het boomklauteren de kracht in mijn achterpoten enorm gegroeid. Ik verbaas mezelf door met één sprong bijna tot bovenin het gordijn te komen. Rat schrikt zich half dood. Na een kleine worsteling glijden we allebei naar beneden. Ik haak mijn stiletto’s in de gordijnen om te voorkomen dat ik te pletter val. Dat de glazen lamp naar beneden kukelt, daar kan ik echt niets aan doen. Ik ben al blij dat ik zelf niet gewond raak aan die scherven. Op het moment dat Rat versuft blijft liggen, sla ik opnieuw toe en sleep hem naar een andere hoek om het karwei af te maken. Totdat ik word gestoord door de te vroege thuiskomst van mijn mens.

Betrapt

De voordeur zwaait open en neemt een golf koude lucht mee. Het vermoeide gezicht van Mo klaart acuut op als ze Foppe, tante Cato en mij keurig in de gang ziet zitten. ‘Ik ben zo blij om jullie te zien,’ kirt ze. Ze aait ons liefdevol over de bol. Opeens hoor ik haar zeggen dat ze het gevoel heeft dat er iets niet klopt. Ik ben gelijk in opperste staat van paraatheid. Katzijdank word ik gered door mijn huisgenoten die bedelen om eten. Eerlijk gemiauwd kan er bij mij geen hap meer in, maar ik wil geen argwaan wekken. Terwijl ik tegen heug en meug mijn bakje in de keuken leeg eet, doet Mo de lampjes aan en de gordijnen dicht. Nu is het tijd om een spurt richting kattenluik te nemen. Net als ik buiten stam, hoor ik haar vanuit de woonkamer schreeuwen: “JAPIE, WAT HEB JE NU WEER UITGEVRETEN!’

Koppie van Japie

Een furhaal met een staartje (2-2)

Vorige keer miauwde ik over een onbekend geluid in de keuken. Met angst en beven zocht Mo waar het geritsel vandaan kwam en ontdekte een grote bruine rat die zich in een keukenkast had verschanst. Daarom kon ik hem dus niet meer terugvinden. Ik had mijn kersverse furriend even op de deurmat gelegd om zelf door het kattenluik te kunnen stappen en toen ik binnen stond, was hij opeens foetsie. Eigenpotig krijg ik geen deuren open. Daarom was ik blij dat Mo zowel de kast als de buitendeur open had laten staan toen ze haar slaapkamer in vluchtte, ook al was het midden in het donker. Het moest een fluitje van een cent zijn om dat beest bij zijn staart te grijpen. Zo is hoe het verder ging:

Geen beweging

Tante Cato kijkt Foppe doordringend aan. Mijn broer wacht af wat ik ga doen. Ik staar naar de rat, die onbeweeglijk blijft zitten waar hij zit. Boven in een hoek van de gootsteenkast. Een tijd lang verroert niemand een poot. De stilte is oorverdovend, de spanning om te snijden. Opeens draait m’n tante zich om. Ze is het wachten beu en wil terug naar haar zachte mand op bed. Daar stuit ze op een hermetisch afgesloten deur. Als er iets is waar tante Cato van flipt, is het een dichte deur. Furieus trekt ze alles uit de kast om naar binnen te kunnen: krabben, miauwen, springen en gillen. Terwijl tante Cato boven door het lint gaat, verandert er in de keuken helemaal niets. Maar dat weet Mo niet.
Ik hoor hoe ze uiteindelijk aarzelend de slaapkamerdeur op een kiertje zet. Op de overloop gaat een fel licht aan. Later hoorde ik dat Mo met een spierwit gezicht de gang inspecteerde. Pas toen ze echt geen rat zag, mocht mijn tante naar binnen. Een tijdje later trekt ook Foppe aan zijn stutten om verder te slapen. Net als alles rustig lijkt, wil zijn moeder de dichte slaapkamer weer uit. Hetzelfde ritueel. Terwijl ze boven onenigheid hebben over het wel of niet open laten staan van de slaapkamerdeur klauter in de gootsteenkast om die bruine rakker op te jagen. De slimmerik heeft zich verschanst tussen een voorraad afwasspullen in een bak waar ik net niet bij kan. Hier heb ik geen zin. Ik heb wel wat beters te doen dan wachten tot mijn furriend van plan is om in beweging te komen.

Doorzetten

Na een paar slapeloze uren treft Mo me opgerold in dromenland. Ze verwacht dat ik mijn buik vol heb van een groot harig beest en lig na te boeren van een overvloedig maal. Niets is minder waar en daar komt ze snel genoeg achter. Rat zit nog altijd op precies dezelfde plek tussen de pannensponsjes als waar ik hem het laatst zag. ‘Aan jullie heb ik ook niks’, foetert ze. ‘Ik regel het zelf wel, want dat beest moet hier weg.’ Mopperend gaat ze aan de slag en ruimt met het nodige kabaal de gootsteenkast uit. Mijn broer en tante komen op het tumult af. De indringer kijkt enkel met grote bange kraalogen wat er allemaal gebeurt. Vol belangstelling kijken we toe hoe Mo dit aanpakt. Eerst dekt ze de schuilplaats van Rat af. Zo voorkomt ze dat hij kan zich achter de koelkast kan verstoppen.
In haar nachtjapon wringt ze zich in allerlei bochten om de bak met Rat eruit te krijgen, zonder Rat te laten ontsnappen. Hoe ze ook wurmt en draait het past allemaal net niet. De bak blijft steken en Rat blijft zitten waar hij zit. Er zit maar één ding op, die hele la moet eruit. Met haar blote benen kruipt ze over de koude tegels om gewapend met een allerhande gereedschap de bevestiging van de la los te krijgen. Al gauw gutst het zweet van haar voorhoofd. Tranen staan in haar ogen. Vermoeidheid speelt parten. Net als Mo het op wil geven, komt er beweging in het gevaarte. Hijgend weet ze de la er uit te trekken. De toch al krappe keuken verandert in een nog grotere ravage. Eindelijk is het moment daar. De bak met furrukkullukke inhoud komt los. Ik snel Mo vooruit door de nog altijd wagenwijd openstaande keukendeur. Balancerend met de bak in haar hand hinktstaptspringt ze naar buiten waar motregen haar oververhitte wangen afkoelt. Snel zet ze de bak neer, tilt de plank eraf, doet een stap naar achter en weg is Rat. Vanuit de struiken maak ik een snoekduik. De jacht kan opnieuw beginnen.

Koppie van Japie

Psssst, even checken voor de volgende keer. Smaakt dit naar meer? Of toch liever iets bravers?

Japie: Een furhaal met een staartje (1)

Het is een nacht als altijd. Tante Catootje ligt opgekruld in het zachte mandje naast Mo der hoofdkussen. Foppe houdt haar voeten warm. Via het kattenluik loop ik in en uit om zowel ons huis als tuin te bewaken terwijl iedereen slaapt. Na de gebruikelijke plaspauze van ons mens wast ze op de tast haar handen bij de wasbak in de donkere keuken en neemt gelijk een glaasje water. Tot zover is alles normaal. Net als Mo slaapdronken terug naar boven wil gaan, hoort ze een geluid dat er nooit is. Geritsel. Ze is acuut klaarwakker. Dat stond niet in mijn planning.

Geritsel

De volle maan werpt met spookachtig licht schaduwen over papieren zakken die op het aanrecht staan. Ze zijn gevuld met biologische bloembollen die Mo gisteravond vast heeft klaargezet om morgen te poten. De voorjaarsbloeiers gaan de bijen die vroeg in het jaar wakker worden rijkelijk van eten voorzien. Weer geritsel. Ze knipt het felle licht aan. Met grote ogen tuurt ze gespannen naar het werkblad om te zien waar het onbekende geluid vandaan komt. Bij de volgende ritsel rent ze naar de keukendeur en zwaait em open. Tussen de punten van haar vingers pakt ze één voor één de zakjes op en zwiept ze de tuin in.
Dat dat geen soelaas zou bieden had ik zo wel kunnen miauwen. Het deksel van de groenbak wordt extra aangedrukt voordat ook die naar buiten wordt gebracht. Als ze weer op adem is, durft ze dichterbij te komen. Het geluid komt nu overduidelijk uit de spoelbak. Er zou toch geen beest in de afvoer zitten?! Snel drukt ze de stop er op. Nog altijd heeft ze geen idee waar de toenemende herrie vandaan komt. Mijn broer en tante zijn nietsvermoedend op het rumoer afgekomen. Ik hou wijselijk mijn bek.

Kraalogen

Met een lange pollepel in haar hand opent ze voorzichtig een reusachtige la onder de gootsteen. Achteloos slenter ik richting de keukenkast, doe alsof ik van niets weet en help met meekijken. Achter in de hoek zie ik grote glanzende bruine kraalogen. Daar zit hij dus. Ik was em al kwijt. Mo heeft niets in de gaten. Behoedzaam haalt ze de bakken eruit waarin ze het afval scheidt. Haastig brengt ze ze naar de tuin, opgelucht dat hier niemand onverwacht uitspringt. Dan begaat mijn nieuwe furriend een stommiteit. Hij gaat verzitten. Mijn mens staat gelijk op scherp, pakt haar telefoon en schijnt met een extra lamp in de kast.
‘Japie, waarom doe je niets!’, gilt ze opeens. Happend naar adem kijkt ze ons met ogen als schoteltjes aan. ‘Jullie moeten dit oplossen!,’ zegt ze met schrille stem en weg is ze. Ze rent de trap op en sluit haar slaapkamerdeur hermetisch af. Daar zitten we dan met z’n viertjes. Foppe kijkt opgewonden rond. Hij heeft wel zin in een verzetje. De blik waarmee Tante Cato ons beschuldigend aankijkt zegt genoeg. ‘Je kan zo weg,’ meow ik tegen mijn grote bruine furriend, ‘de deur naar buiten staat nog open. Of gaan we Kat&Rat spelen?’

Om een lang furhaal kort te houden, volgende keer miauw ik hoe het afloopt.
Tenzij jullie niet meowsgierig zijn.

Koppie van Japie

Japie: terug van weggeweest


‘Het is zoooo lang geleden dat we iets van Japie hebben gehoord; bestaat die gozer nog wel?’ Ik hoor het jullie bijna denken. Ik heb destijds een tijdje vrij gekregen van Oom Bert om meowe inspiratie op te doen en omdat er thuis andere prioriteiten waren. Door mijn koudwatervrees voelde het nooit als een goed moment om terug te keren. Maar toen Oom Bert in de ziektewet terecht kwam, dacht ik ‘Waarom niet nu?! Het is nu of nooit weer!’ Ik mailde met Oom Bert en die vond het kattastisch dat ik weer over mijn avonturen wilde gaan meowen. Mijn furhaal stond al klaar. Maar toen werd opeens alles anders. Iedereen weet waarom. Het werd een afscheidsblog op mijn eigen Beestboekpagina die je hier kunt teruglezen.

Saame

Het lijntje met mevrouw Bert bleef. Van de week kreeg ik een meel van haar, speciaal voor mij. Met een vraag van Ollie, of ik weer mee wil doen met de blog. Een blog waarin al het oude en nieuwe Saame komen. Ik keek mijn mens aan die tranen in haar ogen kreeg. De naam van de blog is zooo mooi, zei ze. En ze vertelde over Bolle, die ook voor de blog schreef en al een paar jaar een ster is. Dit miauwde Bolle onder meer over Saame:

Ik heb geleerd dat je er heel veel aan hebt als je samen bent. Niet alleen met mensen, maar ook met katten. Want samen kan je veel meer dan alleen. Als je samen verdriet hebt heeft iedereen een héél klein beetje minder verdriet. Als je samen bang bent is iedereen een beetje minder bang. En als je samen plezier hebt heb je nog veel en veel meer plezier.

Daarom ben ik hier weer. Japie in hoogst eigen kater. Om het Saame te doen. Om mijn poten uit te reiken naar Ollie voor wie alles nieuw en spannend is. Hij laat weten dat hij het moeilijk vindt, dat hij niet geschikt is als asielkater maar ook nog niet gewend is om huiskater te zijn. Lieve, dappere Ollie, misschien helpt het als ik furtel dat ik best een tijdje nodig had om te wennen daar waar ik nu woon.

Leerschool

Net als jij ben ik een kater van de straat. Egels hielpen mij met overleven. Ze leerden me hoe ik mijn stiletto’s kon uitslaan als ongenode gasten tè dichtbij kwamen. Een beetje zoals zij doen met hun grote prikkende stekels. Die les bracht ik in de praktijk toen ik tegen mijn zin in werd gevangen en mee moest naar een dokter. Ik heb die witjas (en iedereen in die kamer) de stuipen op het lijf gejaagd met blazen en sissen en grommen en met heel veel krabben en bijten. Want ook mijn hoektanden zijn vlijmscherp.

Ik was te wild voor in een asiel werd gezegd. Zo kwam ik in een pleeggezin terecht. Dan ben je wel een asielkat, maar toch is het anders. Want het is in een normaal huis waar poezen en mensen samen wonen. In een gastgezin leer je hoe je sociaal kunt doen. Was het toeval dat ik de katten in dat huis al kende van de tijd dat ik door tuinen banjerde? Zij vonden mij wel oké en ik hun ook. Dat was mazzel. Met het mens had ik meer moeite. Zij was degene die me in mijn nekvel had gegrepen en achter tralies stopte. Achteraf gezien kan ik niet anders miauwen dan dat ze best een snelle leerling was. Ze respecteerde de afstand die ik nodig had. En ze bleef lief tegen me praten, ook al maakten m’n nagels overuren. Eerlijk is eerlijk, lekkere hapjes hielpen daar wel aan mee. Iedere keer als ze met een bakje aankwam waarvan het water me in de bek liep, voelde ik van binnen iets veranderen. Het werd zachter, minder boos. En ook een beetje minder bang.

Saame is liefde

Om een lang furhaal kort te miauwen: zij wond mij om haar vingers met smikkels, heel veel lekkere smikkels. Omgekeerd wond ik haar om mijn poezelige poten, gewoon om wie ik was en nog altijd ben: Japie. We besloten zelfs een stap verder te gaan, door samen onze pootafdruk op een speciaal papier te zetten. Daarmee beloofden we voor elkaar te blijven zorgen, zolang als we kunnen. Na bijna drie jaar snappen we elkaar door en door. Af en toe hebben we nog wel eens een kattefietje. Als ze te lang in mijn jas wil kriebelen ofzo. Dan doe ik keihard BAM met mijn poot. Soms schrikken we er allebei van. Maar we maken het altijd weer goed. Dat heet liefde.

Saame komen jullie er wel uit, Ollie. Ik heb mevrouw Bert leren kennen als een mens met heel veel lief en zacht en geduld en nog meer lief. Jullie doen het pootje voor pootje, in een tempo dat bij jou past. Ze houdt echt waar al van jou, geloof me maar.
Saame gaan we er een purrachtige blog van maken, met alle furrienden die op hun beurt ook weer hun furhalen delen. Je zult ontdekken dat we allemaal op onze eigen manier aan elkaar verbonden zijn. Dat is wat Saame doet.

Koppie van je spiksplintermeowe furriend Japie