Weken heb ik er naar uit gekeken en deze keer wordt mijn lange wachten beloond. Het is een kwestie van wie het meeste geduld heeft. Zelfs met alle happen uit mijn jas hou ik het met mijn dikke bontkraag uren vol in de kou. Als ik wat in elkaar duik en me opvouw tot een kleine wolbaal blijf ik lekker warm. Een beetje dutten mag, zolang de oren maar gespitst blijven en de blik gericht op het gat in de grond. Bij het minste geluid ben ik gelijk paraat. Verder zorg ik ervoor dat de wind m’n snorharen naar achteren strijkt en dat ik als een standbeeld blijf zitten. Het meest lastige is het juiste moment te vinden van toeslaan. Niet te vroeg èn zeker niet te laat. Dat is een kwestie van ervaring. Hoe ouder ik word des te beter ik dit fingerspitzengefühl in de poten krijg. Deze kattiek heeft me al genoeg lekkers opgeleverd. Zo ook nu.
Hebbes
Een nieuwsgierig aagje komt naar buiten om te peilen of de lente al in aantocht is. Ik hoor zijn kleine kiesjes klapperen door de ijzige kou. Net als de uk zich rechtsomkeer maakt om snel de warmte van zijn holletje op te zoeken zet ik mijn voorpoot met een stevige klap op zijn staart. Woest kijkt hij achterom.
Zonder verdere discussie open ik mijn kaken en zet ze in een soepele beweging over hem heen. Het muisje is zo klein dat hij precies in mijn bek past. Het voelt warm en zacht. Over mijn tong voel ik ragfijne nageltjes kriebelen. Alleen het staartje bungelt tussen mijn lippen. Ik onderdruk de neiging om hem hier ter plekke te verorberen. Dat doe ik liever zonder kapers op de kust. Thuis liggen ze met een beetje mazzel in katzwijm.
Op kousenpoten sluip ik door het kattenluik. Wat een pech. Het licht brandt nog. Het is te laat om terug naar buiten te gaan. Ik haast me naar de woonkamer waar ik mijn kersverse furriend onder de gordijnen uit mijn bek laat vallen. De kleine gluiperd is sneller boven dan ik met mijn ogen kan knipperen. Foppe komt poothoogte nemen. Net als ik ziet hij het grijze vlekje – amper groter dan een pink – over de gordijnrails rennen. Ik beloof hem al mijn kipsnackjes als hij niks verklapt. Zolang ons mens maar niets in de gaten heeft. Mijn zorgen zijn nergens voor nodig. Vanuit de keuken roept ze dat het eten klaar staat. Dat is vreemd. We hebben al een portie gehad. Ach, wat maakt het uit. Die muis kan wel wachten. In plaats van een voorgerecht wordt het een furrukkulluk toetje. Gretig rennen Foppe en ik op de opvallend volle voerbakken af. Terwijl ik haastig mijn vlees naar binnen schrok, zie ik vanuit mijn ooghoek de deur dichtgaan. Katjandosie, hoe moet ik nou terug naar de muis?
Laffe streek
Vanachter de deur komen onheilspellende geluiden. Het lijkt alsof Mo de meubels aan het verplaatsen is? Wat bezielt haar om dit zo laat op de avond te doen? Waarom gaat ze niet gewoon naar bed? Daar had ze allang in moeten liggen. Waar ik buiten eindeloos geduld heb met wacht liggen, duurt dit wachten veel te lang naar mijn zin. Ik had makkelijk tienduizend bruine knoeperds kunnen vangen voordat de deur eindelijk weer open gaat. Terwijl Mo met een doosje de kamer verlaat, ren ik richting het gordijn waar ik muis voor het laatst gezien heb. Ik rek mijn nek zo ver als ik kan, maar nergens een grijze vlek.
Vanuit het niets hoor ik tante Cato. ‘Zoek je iets, Japie?’ Zat zij al die tijd gewoon in de woonkamer? Ik miste haar al in de keuken. Zij zal em toch niet hebben opgepeuzeld!? Voor ik van wal kan steken, miauwt ze: ‘Ik denk dat dat wat jij kwijt bent, zojuist door ons mens naar buiten is gebracht.’ Ik denk aan het broodtrommeltje dat ze op dit rare uur van de avond in haar handen had en maak de optelsom. Wat een laffe streek. Ik wil me niet laten kennen en ga met opgeheven kop door het kattenluik terug het donker in.
Wraak
Pas als iedereen in dromenland is, kom ik terug. Door een zware grom diep vanuit mijn keel schrikt Mo wakker. Op het moment dat ze de lamp naast het bed aanknipt, bijt ik mijn kaken stevig op elkaar.
‘Nee, Japie, niet doet!’ schreeuwt ze in de stilte van de nacht. Haar gil overstemt het kraken van de breekbare botjes. Happend naar adem kijkt ze toe hoe ik de muis vermorzel. Het zijn maar een paar happen en dan zit hij in mijn buik. Smakkend lik ik mijn snorharen af. Dan pas kijk ik haar aan. Mijn blik spreekt boekdelen. Vanaf nu laat ze het wel uit haar hoofd om mijn amu(i)se af te pakken.
Koppie van Japie