In de zomer van 2004 kwam er steeds vaker een flink grote bruinzwart gestreepte kat naast mij zitten als ik in de tuin zat. Gezien het formaat dacht ik dat het een kater was. Er zaten stevige pootjes onder, dus wij noemden het beestje Stampertje.
Stampertje wilde absoluut niet geaaid worden, maar kwam altijd meteen aan lopen als we in de tuin kwamen. En vertelde met luide stem hele verhalen.
Het was onduidelijk waar Stampertje vandaan kwam, maar hij had een bandje om. Met een apparaatje eraan zodat hij door zijn eigen kattenluikje kon. Hij was dus duidelijk geen zwerver.
In de tuinen
Op een gegeven moment lag er een pamfletje in de brievenbus, dat poes Molly werd gezocht. Zij woonde een paar deuren verderop. Ze was al dagenlang niet meer thuis geweest, en haar mensen vroegen zich af waar ze was.
Ik keek naar de foto van Molly en herkende meteen Stamper.
De mensen van Molly kwamen haar ‘s avonds ophalen, nadat we haar met brokjes het gangetje in hadden gelokt. Onder luid protest werd ze in haar reismand weer naar huis mee genomen.
Na een paar dagen zag ik haar weer in de tuinen. En niet alleen in de tuinen.
Op een nacht werden we wakker gemauwd door Pop. Hij stond paniekerig aan het dekbed te trekken, en liep voor ons uit naar de woonkamer. Daar zat Beer met grote ogen rechtop op de bank, waar hij altijd sliep.
En midden in de kamer zat Molly.
Naar binnen
Vanaf die nacht kwam Mol de hele tijd naar binnen, wat we ook probeerden. We zetten haar continu naar buiten, en altijd was ze binnen een paar minuten weer terug. De mannen, zoals wij Pop en Beer altijd noemden, durfden haar niet echt weg te jagen. Chipluikjes bestonden nog niet. Als we het kattenluikje dicht deden ging ze er buiten voor liggen wachten. Desnoods uren lang.
Omdat Molly op een gegeven moment doorhad dat we haar naar buiten zetten, verstopte ze zich. Dan zat ze achter de koelkast of achter het bureau. Daar konden wij haar niet goed achter vandaan peuteren. Ik heb nog een keer geprobeerd met een pollepel haar zachtjes achter de koelkast vandaan te duwen. Maar ze begon te krijsen, haalde uit en sloeg de pollepel uit mijn hand. Die sloeg ze de halve kamer door!
En dat om vier uur ‘s nachts… Dat was geen doen, dus na een tijdje lieten we haar maar zitten, en sliep ze achter het bureau of achter de koelkast.
Pop en Beer gingen, als ze vanuit het gangetje naar binnen wilden, altijd rechtop tegen de keukendeur staan. Dan konden ze door de ruit kijken, en wij zagen wie er stond. Mols’ pootjes waren te kort om door de ruit te kunnen kijken. Dus als we gekrabbel hoorden maar geen koppie zagen lieten we diegene staan, want dan was het Mol. Pop miauwde voor de zekerheid ook altijd zachtjes. Op een avond hoorde ik aan het zachte gemiauw dat Pop voor de keukendeur stond. Ik liep er naartoe en deed de deur open. En daar kwam Mol binnen lopen – ze had Pops’ stem geïmiteerd, haha!
s’ Avonds en overdag kwam Mol ons nog levende vogels brengen, als bijdrage aan het huishouden. Als wij even niet thuis waren geweest vonden we haar in ons bed, liefst onder de hoofdkussens. Of ze lag heerlijk in het mandje van Pop. Of languit op de bank. Ze deed inmiddels geen enkele poging meer om zich te verstoppen.
Zo ging het weken door.
Mol ging eigenlijk nauwelijks meer weg bij ons, en kwam al helemáál niet meer bij haar echte huis. Haar mensen vertelden dat ze een baby hadden gekregen, en dat Mol dat vreselijk vond. Ze had het drie dagen aangekeken en was toen vertrokken.
Begrijpelijk wel, want ze mocht ineens haar “vaste kamer” niet meer in en mocht ook niet meer in bed slapen. Er waren ook twee andere katten die haar nogal op haar kop zaten. Haar mensen vonden Mol erg chagrijnig, en een lastige dame.
En nu zat ze dus als het ware tussen twee huizen in.
Slapen
Na een tijdje werd Mol erg verkouden. Ze voelde zich niet lekker, en lag alleen maar te slapen. Ik belde haar mensen, dat het misschien een goed idee was om haar NU op te halen. Ze kwamen diezelfde avond.
Maar een dag later was Mol al weer terug. Met een levende vogel stond ze voor de keukendeur. Ik belde haar mensen op om te vragen of het niet beter was haar even binnen te houden. Ze vertelden dat Mol de hele nacht had zitten grommen en blazen, en uithaalde als ze haar probeerden te aaien. Dus dat ze haar ‘s ochtends maar weer naar buiten lieten. Waarna ze dus meteen naar ons liep, onderweg een vogel vangend…
Ze klom meteen op mijn schoot, ik rolde haar in een dekentje en zo heeft ze uren geslapen.
Intussen waren de mannen en Mol een beetje aan elkaar gewend. Ze waren nog geen echte vrienden, maar de mannen waren niet meer bang voor haar. Soms lagen ze met zijn drietjes op de bank te slapen.
Omdat de bank steeds bezet was door twee of drie katten, hadden wij alleen nog houten stoelen om op te zitten. Vandaar dat we besloten om een grote zitzak te kopen. Die werd speciaal voor ons gemaakt, in een kleur en stof die wij zelf hadden uitgekozen. Een behoorlijk duur grapje, maar ja, wij wilden ook wel eens lekker zitten.
Toen de zitzak er was waren Pop en Beer meteen nieuwsgierig. Ze gingen er tegenaan staan en zakten weg. Het lukte ze niet om er goed op te zitten of te liggen. Gelukkig. Want hij was tenslotte voor ons! En wij zaten er heerlijk op. Totdat Mol na een paar dagen een aanloopje nam, sprong en midden op de zitzak belandde. Zo bleef ze liggen, als een koningin op haar troon.
We besloten dat Mol ‘s nachts op de zitzak mocht, dan ging ze tenminste niet meer in de mand van Pop liggen, of in de doos van Beer. Maar al gauw loeide Mol de hele boel bij elkaar als Jeroen of ik overdag op de zitzak gingen zitten. Want die was toch van haar?! Uiteraard kreeg Mol de zitzak.
Inmiddels waren we dol op haar. Hoe kun je zo’n eigenwijze, stoere, lieve, slimme, lastige dame nou niet leuk vinden…
Ze lag graag bij ons op schoot, vond knuffelen heerlijk en commandeerde de mannen.
Spelen vond ze stom, en ze had liever ook niet dat Pop en Beer dat deden. Ze liep ze overal achterna, en bemoeide zich met alles.
Wij mochten niet meer hoesten, niesen of te hard lachen want dan kwam ze meteen aanrennen en ging voor je neus staan loeien. Niemand mocht haar aaien, alleen Jeroen en ik. En Jeroen was de enige die haar mocht kammen, dat vond ze heerlijk. Als ik het probeerde sloeg ze het kammetje uit mijn handen.
Soms lag ze languit op een klein kattenbankje, en blééf maar naar Jeroen knipperen. Als ik zei “Mol, ik ben er ook hoor!” keek ze me even aan, en draaide dan haar koppie weer zo dat ze goed naar Jeroen kon knipperen 😉
Op haar zitzak
Na bijna een jaar, waarin niet duidelijk was waar Mol nou eigenlijk woonde, en waarin wij haar binnen hielden met oud en nieuw, eten gaven en voor haar zorgden, zijn we opnieuw langs gegaan bij haar mensen. Mol was weer verkouden. En wij zeiden dat wij wel met naar de dierenarts wilden, maar dat we haar dan als “van ons” beschouwden.
Zo kwam Mol op 4 december officieel bij ons wonen. En kreeg Jeroen het “mooiste verjaardagscadeau ooit”, zoals hij zei.
We hadden nu drie musketiers.
De laatste twee jaar, toen Pop en Beer niet meer leefden, sliep ze elke nacht in mijn armen. Maar ze is tot op haar laatste dag ook op haar zitzak blijven slapen. Die verhuisden we in de ochtend naar de woonkamer, en ‘s avonds naar de slaapkamer. Zodat ze altijd was waar wij waren. Ze was een beetje bangig geworden, zo alleen. Gelukkig kwam Bolle toen in haar en in ons leven.
Onze prinses Tuttebel is altijd even eigenwijs en even lief gebleven. Ons lastige portretje, ons Molletje.
De zitzak staat nu ingepakt op zolder, als herinnering aan een hele bijzondere dame.
Floortje
En ik wil Ina heel veel sterkte wensen, nu Floortje zo plotseling over de Brug is gegaan. Ik heb er geen woorden voor…